Alleen het zuidelijk gebied van de Waal was de gemeente Rijsoord.
Het volksverhaal wil dat de samenvoeging met Ridderkerk op 1 juli 1855 tegen de zin van de bevolking is doorgevoerd, maar neemt u kennis van de feiten.
In de eerste plaats is daar natuurlijk het verschil tussen de burgerlijke en de kerkelijke gemeente van Rijsoord vóór 1855. De burgerlijke gemeente, het vervolg van de ambachtsheerlijkheid, is ontstaan in de Franse tijd en is gebleven na 1813. In overeenstemming met het principe, dat elke heerlijkheid een gemeente werd. De kerkelijke gemeente is veel ouder en veranderde niet van karakter door de Franse overheersing. De burgerlijke gemeente Rijsoord omvatte, buiten het schiereilandje De Nes, alleen het gebied zuidelijk van de Waal, dus Waalweg - Schalksedijk en Rijsoordsesteeg tot aan de Tol. De rest was Ridderkerk. Nabij de Schalksedijk (de Straatweg was er nog niet) stond de kerk, die in stand werd gehouden door de Nederduits Hervormde Gemeente van Rijsoord. De leden van die kerk woonden echter voor het grootste deel binnen de burgerlijke gemeente Ridderkerk; al eeuwenlang. Maar die omstandigheid zorgde er wel voor, dat het begrip Rijsoord een verruiming onderging en die naam zich over een groot deel van Ridderkerk uitbreidde. Daar was natuurlijk geen enkel bezwaar tegen, want de kerk bakent haar eigen werkterrein af zonder dat dit enige invloed heeft op de burgerlijke grens.
Te beginnen met de burgerij. In 1817 hadden beide dorpen, Ridderkerk en Rijsoord, dezelfde schout, Willem van den Broek, in 1822 opgevolgd door J.J. de Reus. In 1825 werd De Reus burgemeester van beide dorpen. In Rijsoord bleef hij dat tot 1846 en werd hij vervangen door Ant. Stoop. In 1850 komt H.W. Metman als burgemeester voor beide en dat is sindsdien zo gebleven. In 1905 komt de enige 'Rijsoordse' burgemeester Jan de Zeeuw. Maar.....hij was wel geboren in Ridderkerk in een woning aan de Molensteeg.
Kerk en school.
Hoe was het nu met de kerk? Die was voor velen het belangrijkste en daarover wordt niet gediscussieerd. Aan de kerk was verbonden de school. Een openbare school, want christelijke scholen waren er nog niet. De kerk en de school werden in stand gehouden door de kerkelijke gemeente, voor 90% bestaande uit Ridderkerkse ingezetenen. Het rapport van de schoolopziener meldt in 1838, dat er meer dan 1000 zielen zijn, die burgerlijk onder Ridderkerk horen, maar gaan kerken in Rijsoord. Zij hebben bijgedragen aan de school in Rijsoord die daardoor in vrij goede staat is. Als men nu weet, dat de hele bevolking van Rijsoord destijds 120 mensen en de school 130 leerlingen telde, is het niet moeilijk te constateren, dat het gros van de kindertjes in Ridderkerk woonde. De school was in 1851 wel erg bouwvallig geworden en het waren toch de Ridderkerkers die in 1851, dus lang voor de samenvoeging, de eerste stap hebben gezet om tot vernieuwing te komen. De oude bouwval moest eerst van de kerk gekocht worden en het duurde nog tot 1860 eer het nieuwe gebouw in gebruik kon worden genomen. Alles werd bekostigd door de gemeente Ridderkerk. Er is dus in het verleden niets verkeerd geweest in de verhouding Rijsoord - Ridderkerk. De mensen gingen goed met elkaar om. Rijsoord werd constant door eigen mensen in de Raad vertegenwoordigd, lang vóór 1855;en hun kerk kreeg automatisch elk jaar een subsidie voor de Diaconie. Dat was een fors bedrag en in verhouding met de rest van de gemeente. In 1855 veranderde er voor de bewoners van Pruimendijk-Waaldijk-Straatweg enz. totaal niets. Zij waren nooit anders geweest dan inwoners van Ridderkerk. Alleen de bevolking van over de brug. Ja, die ging - met graagte -over. Mede op eigen verzoek. En kerkelijk veranderde er ook niets, want die kerkelijke grens was nooit in het geding geweest. De kerk bestond en bestaat nog altijd, los van Ridderkerk.
J. van der Es (1910-1993).