In Rijsoord geïnterneerde Belgische soldaten.
In september 1914 rukte het Duitse leger op naar Parijs; de stad werd op nog geen veertig kilometer genaderd. De slag aan de Marne, die op 5 september startte, bracht de Duitse opmars tot stilstand. De Duitsers trachtten in het westen van België een doorbraak naar Frankrijk te forceren. Duitse eenheden werden daarom richting Antwerpen gestuurd. En omdat de stad omringd werd door tientallen forten, besloten de Duitsers een nieuw wapen in te zetten. In de nacht van 24 op 25 augustus werd de stad vanuit een zeppelin gebombardeerd. Dagenlange beschietingen door Duitse kanonnen volgden. De situatie was onhoudbaar en de Belgische legerleiding haar manschappen opdracht zich uit de stad terug re trekken. De Antwerpenaren stonden er nu helemaal alleen voor. Burgemeester De Vos wilde zijn stad koste wat kost een totale vernietiging besparen en besloot daarom met de Duitsers te gaan onderhandelen over de overgave. Op 10 oktober was Antwerpen in handen van de vijand. Intussen was er een massale vluchtelingenstroom van Antwerpenaren en inwoners uit de omliggende plaatsen richting de Nederlandse grens op gang gekomen. Meer dan een miljoen burgers zochten een veilig heenkomen in noordelijke richting. Velen kwamen in het neutrale Nederland terecht. In Rotterdam arriveerden de eerste vluchtelingen op woensdag 7 oktober. De stad werd overspoeld door wanhopige Belgen en kon de eerste opvang nauwelijks aan. Daarom probeerde men de groep vluchtelingen over meerdere plaatsen in de omgeving te spreiden. Burgemeester De Zeeuw van Ridderkerk kreeg op 8 oktober het dringende verzoek Belgische vluchtelingen te huisvesten. De vraag was hoeveel mensen er konden worden opgevangen. Na overleg met wethouders en een aantal raadsleden stuurde De Zeeuw per telegram de boodschap dat er in zijn dorp op korte termijn slechts plaats was voor hoogstens 150 Belgen. Direct werd de organisatie voor de opvang gestart. Vluchtelingencommissies zouden onderdak en materialen gaan regelen. In 'Volksbelang' te Bolnes konden zestig Belgen ondergebracht worden. Het Bij-Gemeentehuis bood plaats aan veertig man. De openbare school aan de Pruimendijk kon 25 Belgen herbergen en bij particulieren thuis konden nog eens 25 vluchtelingen ondergebracht worden. De Ridderkerkse bakkers gingen direct extra broden bakken. En
bij de boeren werden strobalen ingezameld voor de tijdelijke slaapplaatsen. Op 10 oktober arriveerden er geen 150, maar bijna vierhonderd Belgen per schip in Ridderkerk. Vier commissies (Bolnes, Dorp, Rijsoord en Pruimendijk) kregen de taak de opvang te organiseren. Gerrit de Zeeuw verzocht verschillende predikanten, de gemeente verloskundige, artsen en wijkverpleegkundigen om hulp. Iedereen rekende erop dat slechts sprake zou zijn van een kort verblijf. Toen de jeugd op maandagochtend 12 oktober 1914 zijn school in Bolnes binnenstapte, was het er een drukte van belang. De wijkzuster liep gehaast door de gang met een paar angstig kijkende peuters aan haar hand. En vanuit het lokaal waar normaal gesproken lessen in 'vrije- en ordeoefeningen' werden gegeven, klonken nu de stemmen van tientallen mensen met een zuidelijk dialect. Het leek op het Nederlands, maar dan zachter. Voorzichtig keken ze om het hoekje van de deur het volle lokaal in. Binnen was het een grote warboel en er gebeurden dingen die niet voor kleine pottenkijkers geschikt waren.
Vervolg 400 Belgische vluchtelingen in Ridderkerk deel 2.