Een akte uit 1755.
Onlangs werd in de Oudheidkamer de digitale transcriptie gevierd van de 12.500e notariële akte uit de periode 1645-1912. De oorspronkelijke handgeschreven akten zijn voor de gemiddelde leek niet te ontcijferen. Toch is het wel eens aardig om kennis te nemen van wat er eeuwen geleden zoal bij de notaris werd vastgelegd. Onderstaande akte uit 1755 gaat over de verklaring van een in barensnood verkerende minderjarige ongehuwde dochter, die de naam noemt van de man met wie zij “vleesschelijk conversatie heeft gepleegt” en dus de vader van haar kind is. Het verhaal is wat moeilijk te lezen, maar geeft een goed beeld welke informatie in deze oude akten gevonden kan worden.
Akte 3 protocol 24, 6 november 1755.
Op huijden 6 november 1755 compareerden voor mij, Willem van de Looij, openbaar notaris bij den Eerste Hove van Holland geadmitteert tot Ridderkerk, residerende, in presentie van de getuijgen nagenoemt:
Neeltje Leeuwenburg, woonende op Bolnes (jurisdictie van Ridderkerk voornoemt), exercerende de vroetvrouwskunst alhier, Geertje Andriesse de Seeuw, Sijgje Janse Aardoom en Lena van der Hoek, welke allen mede wonende alhier, en sijnde van competente ouderdom hebben verklaart ter requisitie van Geertje Willemsen Leeuwenburg, minderjarige ongehuwde dogter, waar ende waaragtig te sijn, dat sij drie laatste deposanten gepasseerden zondag (sijnde geweest den 2e dezes maand november 1755) ontboden sijnde ten huijsen van de requirante, welke alsdoen in barensnood was, dat de deposanten ten huijsen voorschreven gekomen sijnde aldaer hebben gevonden de eerste deposante, ende bij die occasie gesien en gehoord dat door den eerste deposante aan de requirante verscheijden male wierd afgevraagd, wie vader van het kind was waar van sij stond te verlossen. Deposanten verklaren nu gesamentlijk bij de requirante wierd geantwoord, alleen de vader te zijn Roos, en met niemand anders vleesschelijke conversatie te hebben gepleegt dan met voornoemde Roos met dese betuijgingen dat sij nooit wenste te verlossen soo niet den genoemde Roos vader van haar te verlossen kint was.
Eijdigende sij deposanten hier mede hunne verklaringen gevenden voor redenen van wetenschap als in de feit het selve aldus gezien, gehoord ende bijgewoont te hebben, preasenterende allen ’t vorenstaende des gerequireerd hebbende met solemnele eede te sullen honoreren. Aldus gedaan, gedeponeert ende gepasseert in presentie van Hendrik Oosthoek ende Arij van Dijk, de getuijgen hier toe versogt.
Getekend door H. Oosthoek, Arij van Dijk, en het hantmerk van Neeltje Leeuwenburg, het hantmerk van Sijg Jan Ardom, het hantmerk van Lena van der Hoek.