In 1572 was ons land in oorlog met Spanje. Die oorlog heeft tientallen jaren geduurd (1568-1648) met wisselend succes. Onderdrukten stonden op tegen de bezetter. Willem van Oranje versus Filips II. In deze vrijheidsstrijd speelde het protestantse geloof een wezenlijke rol. De Watergeuzen verschenen op het toneel en zorgden voor een politieke opstand. Met geweld verzetten de Watergeuzen zich tegen de Spaanse troepen. Als gevolg van deze guerrilla oorlog, dwongen de Watergeuzen bijvoorbeeld de Spaanse troepen tot vertrek uit het naburige Rotterdam en koos het nieuwe stadsbestuur van Rotterdam partij voor Willem van Oranje. Dit was in juli 1572. Ik vermoed dat omstreeks diezelfde tijd de Watergeuzen ook Ridderkerk met een bezoek vereerd zullen hebben. Dat ze er geweest zijn is duidelijk. In 1591 (!) legde de Ridderkerker Cornelis Willemsz voor de burgemeester en de raad van Dordrecht een getuigenis af omtrent de vernielingen in de kerk van Ridderkerk. In het verslag van zijn relaas staat, dat de Watergeuzen onder leiding van graaf Van der Marck de sacristie met de ijzeren deuren hebben opengebroken, een kist uit de sacristie hebben gehaald en dat alle papieren “doer de kercke verstroeyet zijn”. Bij het terugzoeken bleken veel papieren al verdwenen te zijn. In de kerkenraadsnotulen wordt (in 1584) de actie ook beschreven. Er staat dat “de kercke gantz gesuvert is” van beelden, altaren en andere afgoderij. Het is zeer wel mogelijk, dat dit pas gedaan is, toen (of door?) ds. Van Gendt in 1574 in Ridderkerk begon te prediken. Het bestuur van Ridderkerk werd gedwongen de kerk toe te wijzen aan de gereformeerden. De ambachtsheer, Johan van Merode, bleef echter rooms en zal de overdracht wellicht niet bespoedigd hebben, hoewel hij volgens zeggen fel anti-Spaans gezind was en zelfs bij de begrafenis van prins Willem van Oranje in 1584 aanwezig was. De tijd was bang en onzeker. Volgens de classisnotulen van 5 augustus 1573 is “den tijt seer turbulent (onrustig, roerig)” en heeft Willem van Oranje “vele swaricheden”.
Reformatie.
Van ouds behoorden nagenoeg alle dorpsbewoners van Ridderkerk tot de rooms katholieke kerk. Om allerlei redenen waren kerk en dorpsbewoners op elkaar aangewezen. Sociaal, geestelijk en economisch. Het kerkgebouw waar het volk ter kerke ging, was na het bezoek van de Watergeuzen echter niet meer beschikbaar. Maar de mensen, die de rooms katholieke gemeente vormden, zullen niet van de een op de andere dag vreemden voor elkaar geworden zijn. Pastoor Willem Woutersz bleef gewoon in de pastorie wonen. Het lijkt erop dat een groot deel van de bevolking niet warm liep voor de kerkelijke veranderingen in tijd van oorlog en onrust. Dat blijkt uit de lange tijd (1572 tot 1579) eer de Reformatie vaste voet kreeg en het geringe aantal mensen, dat zich gedurende die zeven jaar bij de gereformeerden aansloot. Ik stel het me zo voor, dat de roomse gelovigen gewoon door konden gaan en later in hun huizen of andere plaatsen bijeen kwamen. De pastoors in kleine dorpen zullen vaak van eenvoudige komaf zijn geweest met een beknopte opleiding en wat elementaire kennis opgedaan in een kloosterschool. Hij kende hun noden van de mensen en had het zelf ook niet al te breed. De pastoor maakte natuurlijk kennis met de Hervorming. In Rotterdam bijvoorbeeld werd de nieuwe leer openlijk verkondigd. In 1566 breekt pastoor Jansz in IJsselmonde definitief met de kerk van Rome. Hij ging preken op de manier der Hervormden. Daarna kwam snel het einde. Alva was met een strafexpeditie daarheen gezonden. De beeldenstorm van 1566 ging dus aan IJsselmonde voorbij en was een daad van opstand tegen het wettige gezag, waarvoor de Hervormden aansprakelijk werden gesteld. In 1567 is Adriaen Jansz, pastoor van IJsselmonde, gevankelijk overgebracht naar Den Haag en op 30 mei 1570 gedood (de pastoor van Ridderkerk dus niet).
Marinus G. Hofman.