De ingang van de Ridderkerkse begraafplaats rond 1915.
In het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw verrichtte de bekende amateur-historicus Jan van der Es een studie naar hoe het in Ridderkerk in de Franse tijd. toeging. Zo werd de gemeente Ridderkerk door de Franse overheerser verplicht buiten de kom van het dorp een nieuwe begraafplaats aan te leggen omdat het begraven in en rond de kerk verboden zou worden.
De gemeenteraadsnotulen worden in deze periode in het Frans gesteld, maar helaas zijn ze niet meer compleet. Op 11 maart 1813 heeft de raad over de kwestie beraadslaagd en vastgesteld dat de bodem in onze gemeente te laag is om de doden te kunnen begraven, dat de kosten voor aankoop en ophoging van een terrein en de wegen om zowel in de winter als in de zomer te kunnen begraven aanzienlijk zullen zijn, en dat de inwoners die kosten niet wel kunnen dragen. Zij vragen dus op de oude voet te mogen voortgaan. Op 30 augustus d.o.v. is de raad weer opgetrommeld om de nieuwe instructies van de heer prefect te bespreken. De heren menen en stellen dat het kerkhof weliswaar niet voldoet aan de wettelij¬ke eisen, maar het ligt toch hoger, is omringd door een sloot en groot genoeg voor de gemeente, aangezien veel inwoners hun doden in Rijsoord ter aarde bestellen. Verder overwegen zij dat de prijs van een nieuw terrein, geschat op meer dan 9000 francs (meer dan 4500 gulden) zo hoog zal oplopen dat die niet ten laste van de inwoners gebracht kan worden, die toch al door de algehele stagnatie in de vlashandel (het hoofdbestaan der inwoners) zo aanzienlijk hebben geleden dat een groot aantal zich in een staat van verarming bevindt. De raad hoopt vanwege deze gegronde redenen, zonder de bevelen van de regering te willen ontduiken en onder erkenning van het hygiënische doel der wet,
in deze gemeente - althans voorlopig - op de oude voet te mogen doorgaan.
Op 8 oktober wordt de zaak opnieuw besproken, 18 leden zijn aanwezig en er komt een begroting ter tafel die er als volgt uitziet: aankoop van een geschikt terrein, het graven van een sloot, ophoging van het terrein en afrastering bij de ingang tezamen frcs 9555 (4550 gulden). De kosten voor verbetering van toegangswegen zijn niet inbegrepen, maar de zaak ging opnieuw niet door. Toen enkele maanden later het Franse bestuur tot de aftocht was genoopt, meende men dat de kwestie wel van de baan zou zijn. Maar dat was wel een vergissing, want met enige wijzigingen werd het Franse decreet van 1804 bij K.B. van 22 augustus 1827 opnieuw van kracht en werd het begraven in de kerken per 1 januari 1829 verboden (behoudens enkele zeer bijzondere gevallen). Het duurde dan ook tot in 1828 aleer hier de begraafplaats "Rustburg" werd aangelegd, die op 1 januari 1829 in gebruik werd genomen.
Grafkelder
Tegelijkertijd werd er nog een begraafplaats in ons dorp aangelegd. Namelijk die van de familie Groeninx van Zoelen, sedert 1721 ambachtsheren van Ridderkerk. Deze familie beschikte over eer\ eigen graftombe in het koor van de kerk, maar ook voor hen gold het verbod. Otto Paulus Groeninx van Zoelen liet daarom op een eilandje bij de Kievitsweg, in het gezichtsveld van het Huys ten Donck, een gemetselde grafkelder aanleggen voor leden uit zijn geslacht. Deze begraafplaats is ook nu nog in gebruik en hierin werden bv. ook overgebracht de stoffelijke resten van de vóór 1829 in het koor be-graven personen, omdat de graftombe na de grote brand van 1920 niet meer werd hersteld. Overigens liggen onder de planken van de Singelkerk nog verscheidene grafzerken uit de 17e en 18e eeuw.
Om een einde te maken aan het verhaal over begraven in en rondom de kerken zij hier nog vermeld, dat de wet van 1827 aan gemeenten met een zielental van minder dan duizend een ontheffing bood van de verplichting een openbare begraafplaats aan te leggen buiten de directe omgeving van de kerk. Rijsoord was destijds nog zelfstandig met slechts weinig moer dan 100 inwoners, inclusief Strevelshoek,en kon dus op de oude voet voortgaan. Ook na de samenvoeging met Ridderkerk in 1855 werd het kerkhof in Rijsoord nog niet direct gesloten maar bleef in gebruik onder beheer van het kerkbestuur. Nadat er al eens een strook van was afgenomen en er tenslotte alleen nog maar op de oostelijke helft lijken ter aarde konden worden besteld, besloot het kerkbestuur de begraafplaats niet meer te gebruiken na 1 Januari 1872. U vindt er nu niets meer van terug. In het kerkgebouw zelf zijn nog enige zerken bewaard gebleven.