De Openbare Lagere School ter hoogte van de werf Schram.
Mijn grootouders waren Marius de Jong, geboren 1870 te Ridderkerk, en Pietje van Driel, geboren1871 te Ridderkerk. Voor ons kleinkinderen waren het opoe en opa de Jong. In de jaren waarover ik spreek, namelijk vóór de Tweede Wereldoorlog was er duidelijk verschil tussen de standen. Bij de middenstand en hoger was het oma en opa en daar werd gegeten met mes en vork. Bij het gewone volk at men het brood met de hand en de warme hap met de vork.
Mijn grootouders zijn getrouwd in Ridderkerk op 13 mei 1892. Opa werkte toen bij de werf van P. Boele Pzn. te Slikkerveer. Zij woonden in de Willemstraat 10. De Willemstraat bestond toen uit de veertig huizen, die stonden haaks op de Ringdijk. Hier werd het eerste kind geboren.
Vele jongens begonnen al op jonge leeftijd te werken in de scheepsbouwindustrie, vaak van geslacht op geslacht bij het zelfde bedrijf. Men begon als nageljongen en vervolgens kon men bij een vakman het vak leren. Naar mijn mening waren er zeer knappe vaklieden, die als ze nu hadden geleefd gemakkelijk een ingenieursstudie hadden kunnen volgen en met succes bekronen.
In de jaren rond 1895 trokken veel vaklieden uit de Ridderkerkse scheepsbouw "van den dijk" naar werven in Am-
sterdam, die dringend behoefte hadden aan vakmanschap. Zo trok ook opa met gezin en nog een broer naar de Nederlandse Scheepsbouw Maatschappij in Amsterdam. In de Amsterdamse periode, die tot 1906 duurde werden er zes kinderen geboren, waarvan er twee op jonge leeftijd overleden. Vervolgens verhuisde het gezin naar Delftshaven, waar opa op een werf ging werken, en twee kinderen werden geboren. Deze Delftshavense tijd duurde maar kort, want in 1908 keert opa terug op de werf van Boele te Bolnes. Het gezin woonde toen nog een aantal jaren in Slikkerveer. Uiteindelijk wordt opa scheepsbouwerbaas. Er worden in Ridderkerk nog vier kinderen geboren, waarvan er één op jonge leeftijd komt te overlijden. Het gezin bestaat dan uit grootouders en tien kinderen. Zoals vermeld zijn drie kinderen op jonge leeftijd overleden, maar opoe had zoals ze zelf meldde ook nog twee "kwaaien" gehad. Daar bedoelde ze mee "miskramen".
Dan verhuist het gezin naar Bolnes naar de De Wetstraat op de hoek met de Bothastraat. Het is hier dat ik als jongen van acht tot vijftien jaar de zomervakanties doorbreng. Ook mocht ik tijdens de ziekte van mijn moeder, die in Amsterdam woonde en in het Wilhelmina-ziekenhuis lag, tien weken bij mijn grootouders logeren en ging ik naar de vijfde klas van de Openbare Lagere School aan de Benedenringdijk tegenover de werf van Schram. Als ik dan vanaf de De Wetstraat naar school ging kwam ik langs de Christelijke school en werd daar wel eens gepest.
Dat gebeurde ook meerdere malen bij andere OLS leerlingen. Bolnes is dan nog een klein dorp met een aantal huizen aan de Onderringdijk en Bovenringdijk. En vele kleine winkeltjes langs de dijk richting Slikkerveer en IJsselmonde.
De grens met IJsselmonde was bij de stenen paal. Die paal stond tegenover de kruidenierswinkel van vrouw van de Berg. De de Wetstraat heeft dan alleen nog huizen aan de rechterkant komend vanaf de dijk. Links is de boomgaard van Scheurwater waar ik met mijn toenmalige vriendje Joppie van Driel clandestien appeltjes ging plukken. Later toen ik een baan kreeg bij Boele Bolnes kwam ik Joppie weer tegen, die werkte bij de firma van Dam. Iets verderop bevond zich het voetbalveld van de vereniging Bolnes. Vanuit de slaapkamer van mijn grootouders kon ik dan de wedstrijden volgen. Een hek met zeilen benam het gezicht vanaf de straat.
Vervolg Bolnesser jeugdherinneringen van Ger de Jong deel 2.