Herbenoeming van de burgemeester.
De gemeentewet van 29 juni 1851 Staatblad no. 85 bepaalde in artikel 59: "De burgemeester wordt door Ons, voor den tijd van zes jaren, benoemd". Burgemeester L. Kruyff Lzn. was op 15 juni 1818 te Rotterdam geboren. In het jaar 1848 was hij benoemd tot burgemeester van Schipluiden. Bij Koninklijk Besluit van 21 mei 1861 no. 60 was hij benoemd tot burgemeester van Ridderkerk. Na zes jaar volgde dan bij Koninklijk Besluit de herbenoeming. Zo werd in de raadsvergadering van 3 juni 1903 door de Voorzitter een Koninklijk Besluit van 20 mei 1903 no. 29 voorgelezen, houdende de herbenoeming tot burgemeester van deze gemeente met ingang van 21 mei 1903, alsmede een kennisgeving van de Commissaris der Koningin, dat de benoemde de vereiste eed in zijn handen had afgelegd.
Deze stukken werden voor kennisgeving aangenomen. Daarop hield de herbenoemde voorzitter de volgende toespraak:
"Zoo treed ik een nieuw tijdperk in: "er is een tijd van komen en van gaan", maar de oude garde sprak: "wij geven ons niet over, maar sterven".Tot die garde wil ik mij rekenen. Ik aanvaard opnieuw mijn ambt, in de kracht welke God in Zijn genade gelieve te verleenen en roep daarbij, zeer geachte Vergadering, Uwe ondersteuning in; verzoeke helder geluid en zoveel mogelijk ieder alleen aan het woord, dat is een radikaal middel tegen spreekverwarring.
Ridderkerk, met vóór 42 jaren 5200 ingezetenen, is aangewassen tot 8800.
Er heerscht een redelijke welvaart, de vlasserij is achteruitgegaan, maar daarentegen klom de Scheepsbouw en ontwikkelde zich een zeer belangrijke industrie.
Het is een ordelijke, rustige gemeente; men bouwde kerken en christelijke scholen; een openbare school aan den Pruimendijk heeft geleden bij de concurrentie met de voorgaande en met slechts één veldwachter meer, met eenige buitengewone assistentie, behoefde voorzien te worden in den Politiedienst.
Jammer is, dat door de groote onsamenhangende uitgebreidheid der gemeente, het ondernemen van Waterleiding, Gasfabriek, Tramwegen en dergelijke zaken, zoo begeerlijk, afstuiten of zeer moeilijk tot stand kunnen komen. Wenschelijk is het uitgebreid lager onderwijs, ook het middelbaar, waarvan gemeenten veel minder bevolkt, het genot hebben.
Edoch het geval ist dat bij de zeer groote talrijkheid van den arbeidersstand, met de groote subsidiën aan het armbestuur, de lasten voornamelijk komen op de schouders van enkele gefortuneerden, met de verdere gegoeden, zoo velen of zoo weinigen er zijn, en om te eindigen met een gezegde, nu ik eenmaal begonnen ben: "geen geld, geen Zwitser".
Genoeg voor een kort woord bij deze gelegenheid".
Niet lang had hij van deze herbenoeming mogen genieten. In de raadsvergadering van 23 november 1904 trad hij voor het laatst als voorzitter op. Op 20 december 1904 overleed hij in de ouderdom van zes en tachtig jaar.
Dit stukje werd op 18 november 1982 gepubliceerd in De Combinatie en is van de hand van J.W.A. van der Blom.