In 1990 was het 150 jaar geleden dat de provincie Holland werd gesplitst in Zuid- en Noord-Holland. Voor de Culturele Raad Zuid-Holland was dit de aanleiding om een onderzoeksproject te organiseren rond het thema “Het dagelijks leven in Holland in 1840. Ook medewerkers van de Stichting Oud Ridderkerk hebben veel tijd in dit project gestoken. Van hun resultaten verscheen een boekje met de titel “Ridderkerk en Rijsoord omstreeks het jaar 1840”. Over hoe het contact met de buitenwereld in die tijd verliep lezen we het volgende:
Ridderkerk was in 1840 maar een klein dorp zonder fabrieken, zodat er aan goed verkeer niet zo'n behoefte bestond. Voor het transport van de producten maakte men gebruik van de boot. Voor het reizen was de arbeider gewoonlijk aangewezen op zijn beide benen, terwijl de boer met het rijtuig ging. Tweemaal per week op de marktdagen voer de beurtschipper met zijn zeilboot naar Rotterdam en tweemaal per week naar Dordrecht. In verband met het tij was het punt van vertrek afwisselend vanaf de haven te Ridderkerk of vanaf Slikkerveer. In Rijsoord woonde in 1840 schipper Leendert de Groot die vracht vervoerde op zijn schip door de Waal via de toen nog bestaande sluis in Oostendam naar het buitenwater de Noord. Enkele huizen verder woonde aan de Straatweg Huibert Alblas met het beroep van schippersknecht.
Had de schipper wind en tij tegen, dan kon hij op geen uur na zeggen hoe laat hij op de plaats van bestemming zou aankomen. Daarbij kwam nog dat bij flinke wind uit de westelijke richtingen het water opgestuwd werd en meermalen de havenkade overstroomde, zodat de beurtschipper dan niet kon uitvaren of binnenkomen. Behalve de beurtschippers van Ridderkerk en Rijsoord waren er nog veerlieden te Slikkerveer en Bolnes. Zij waren door het gemeentebestuur aangesteld om reizigers van en naar de voorbij varende stoomboten te brengen. Er voeren in 1840 al diverse stoomschepen in lijndienst op de rivier, o.a. uit Moerdijk, Nijmegen, Heusden en 's-Hertogenbosch. De toen nog particuliere spoorwegen hadden Dordt en Rotterdam nog niet bereikt (Rotterdam werd eerst in 1847 vanaf Delft op het spoorwegnet aangesloten).
Reizigersvervoer geschiedde in ons land hoofdzakelijk nog per boot. In het hart van Holland zelfs nog comfortabel met dag- en nachttrekschuiten. In Slikkerveer hield Maarten Taselaar vergunning voor 3 roeiboten (gewijzigd 1852). De grootste mat 3,5 ton en kon buiten de veerman en zijn knecht 20 passagiers met samen 100 kg bagage hebben. Na 1848 kwamen er binnen de gemeente 3 aanlegsteigers voor de stoomraderboten van rederij Fop Smit & Co. Een foto van de steiger bij Bolnes treft u aan boven dit artikeltje.
Maar gelukkig was er al wel een krant die de mensen op de hoogte hield van het wereldgebeuren. In Rijsoord was het poststation van de postkoets, waar de post voor Ridderkerk gehaald werd en dan kwam ook de krant mee. De boeren lazen vaak met vier of vijf man een krant; de boer vertelde het nieuws aan zijn arbeiders. Het plaatselijk nieuws werd 's zondags na de kerkdienst bekendgemaakt. Vanaf de grote blauwe steen ("de blauwe kai" in de volksmond) las de veldwachter het nieuws voor: verkopingen, gemeenteraadsbesluiten, huwelijksafkondigingen enz. De krant die hier het meest gelezen werd was de Rotterdamsche Courant. Hierin stond het buitenlands nieuws, nieuws over koningin en vorst, schouwburgvoorstellingen, loterijen, obligaties en afvaarten van de stoomboten naar HuIl en verder weg.