Na 1375 volgde er een periode van betrekkelijk rustige jaren voor wat betreft stormen en vloeden en werden er meermalen besprekingen voorgesteld om te komen tot herbedijking Dit moet zeker geen eenvoudige zaak zijn geweest. Ongetwijfeld heeft hier ook een rol gespeeld dat de periode tussen 1375-1425 er een was met ernstige agrarische crises en zeer lage graanprijzen. De herbedijking was een kostbare aangelegenheid en niemand van de betrokken ambachtsheren, die volgens de heersende wetten verplicht waren het dijkherstel en onderhoud over te nemen, was er erg happig op om in zulk een crisistijd land te verwerven tegen een te dure prijs.
De regerende graaf (hertog Albrecht van Beijeren, die in 1358 als ruwaard het landbestuur had overgenomen van zijn krankzinnig geworden oudere broer graaÍ willem V) begon direct met zijn pogingen om ambachtsheren en bewoners te bewegen tot een gezamenlijke aanpak. Toen dit niet gelukte, vaardigde hij op 1 januari 1375 bij zijn bezoek aan Rotterdam een ordonnantie uit die verstrekkende gevolgen had. De Riederwaard werd voorlopig opgegeven en de inwoners, teruggetrokken op de tegenwoordige Pruimendijk en Waaldijk, moesten helpen om in de eerste plaats de eveneens geinundeerde Zwijndrechtse Waard weer voor bewoning geschikt te maken. Van dit tijdstip dateert dan ook de betrokkenheid van de Rieders bij het Hoogheemraadschap van de Zwijndrechtse Waard en gingen zij voorts gebruik maken van de kerk in Rijsoord.
Er zijn talloze vergeefse pogingen die in het werk gesteld werden om de Riederwaard te herwinnen. Het eerste succesje kwam pas in 1404 en was de hergeboorte van wat nu Oud Reijerwaard heet.
Op 10 januari 1424 roeptl Johan van Beyeren (omdat de ambachtsheren verzuimd hebben de herbedijking ter hand te nemen) iedereen op die meent enig recht te hebben in de Riederwaard, om met hem over de nieuwe dijk te spreken. Hij wilde nu wel graag het werk van zijn vader (hertog Albrecht) in de Riederwaard afmaken. Slikkerveer was over land al vanuit Dordrecht bereikbaar en het is aannemelijk dat grote stukken van de dijk nog intact waren.
ln dat jaar is er evenwel weer een St. Elizabethsvloed (18 nov.) de derde in die eeuw en als er al aan het werk begonnen zal ziln, is het in ieder geval niet gereed gekomen. Johan is kort daarop overleden en de burgeroorlog tussen aanhangers van Jacoba en die van Filips (Hoekse en Kabeljauwse twisten) was niet erg bevorderlijk voor zulke werkzaamheden.
ln 1441 glooit er dan toch licht aan de horizon. Op 26 juli van dat jaar wordt er in het Stedeboek van Dordrecht een overeenkomst ingeschreven die gesloten is tussen enerzijds Godschalk Oem van Wijngaarden met ingelanden van Oost-lJsselmonde en anderzijds dijkgraaf en heemraden van Riederambacht. Deze overeenkomst houdt in dat de Ridderkerkers hun dijk mogen aansluiten op een tweetal punten van de lJsselmondse Oostdilk, namelijk bij Bolnesse aan de Merwede en bij Jan Barthoutszoon nabij de Hordljk. Deze 15e-eeuwse Oostdijk, het tracée van (Willaerts-)dijkje en Zevenbergsedijk, nu nog de grens met Rotterdam, werd daarmee tot een binnendijk gereduceerd. Voorts werd in de overeenkomst vastgelegd dat, in geval Ridderkerk van de gegeven toestemming geen gebruik zal hebben gemaakt vóór 1 mei 1442, de zaak zal zijn vervallen. Die omstandigheid heeft zich echter niet voorgedaan en Ridderkerk/Bolnes zit nadien onafgebroken vastgebakken aan Rotterdam/lJsselmonde.
Over de tijdelijke gehele of gedeeltelijke vrijstelling van tienden was bij het onderhandelen over de bedijking Anno 1441 in het Augustijnenklooster te Dordt geen overeenstemming bereikt. Pas in maart 1443 kwam men daaromtrent tot een vergelijk. Dit is vermeldenswaard omdat daarbij de Ridderkerkse ambachtsvrouw (Margriet van Comene) beloofde de helft van het haar toekomende te zullen afstaan voor de bouw van een nieuwe parochiekerk (de Singelkerk).
J. van der Es (1910-1993).