Harry Aardoom tekende verhalen op uit boeken met oude handschriften.
De heer Harry Aardoom (1943) leest Oud-Hollands geschreven schrift. Hij heeft er zijn hobby van gemaakt. Hij leest verhalen uit boeken met rechtbankverslagen uit vroeger tijd, van de hoge vierschaar van Zuid-Holland en van het Gerecht van Dordrecht en zoekt er de verhalen uit met "human interest". Hij vond ook enkele verhalen over gebeurtenissen die plaats vonden in ons dorp en die zeker waard zijn om op deze plaats te worden gepubliceerd. Deze week twee gebeurtenissen:
Democratie bij inpolderen.
In de middeleeuwen, op 11 Mei 1441, werd er na klokgeklep vanaf het stadhuis van Dordrecht door dijkgraaf en hoogheemraden van de Ridderwaard, een nieuw in te polderen gors, een oproep gedaan aan alle poorters die land hadden gekocht in de gorzen van "ryer ambacht", het nieuw in te polderen land van Ridderkerk. Er werd gevraagd om op de volgende dinsdag naar een vergadering in Zwijndrecht te komen om mee te praten over hoe men de inpoldering het beste zou kunnen doen. Onder meer werd genoemd als agendapunt de discussie over waar men de dijk precies zou gaan leggen. "Diickaedge van Ryerambacht. Dits die overdracht vanden diickgrave ende hoghe heem-rader s inden nyewepolre van ryer ambacht. Item dat een ygheliic die ghelant zyn (die er land bezitten) inden polre voerschreven dat zij comen op een dinxdage naestco-mende in Zwindrecht op den nol (,) ende helpen daer raden ten besten waer men den düch off leggen sal ende ander puynten die totten lande dienen." De polder die in onze acte werd genoemd, de Nieuw-Reijerwaard, werd in 1442 bedijkt. Het zou een polder worden met twee en twintig boerderijen. Alle belanghebbenden mochten meepraten. Erg democratisch dus.
Polderbesturen en kerkenraden waren de kweekvijvers van onze democratie. Immers, men was er zich wel van bewust dat een verkeerde beslissing een voorgenomen actie kon doen mislukken. Men zat letterlijk en figuurlijk "in hetzelfde schuitje", en besefte dat alleen een groepsbeslissing een optimale kans van slagen had. Kennelijk was dit besef er ook al in het jaar 1441, toen men van plan was om de gorzen te gaan inpolderen van "ryer ambacht", het latere Ridderkerk. Alle inbreng van ideeën werd toegejuicht.
"Een simpele onnosele".
De schout van Ridderkerk meldde op 7 Maart 1678 zelf het dramatische voorval aan de hoge vierschaar van Zuid-Holland.
Een meisje, Maria Eversdijck, had haar pasgeboren baby gedood, maar het was haar beslist niet aan te rekenen. Op instructie van de verwekker van de baby had zij het kind direct na de geboorte "in het water gesmackt". De vader van de baby, "Cornelis Gijsbertsz, door de wandelinge genaempt Smits kint", wonende op de Oostendam " zag de bui al hangen en was voortvluchtig. Maria Eversdijck was een geestelijk gehandicapt meisje, daar waren alle dorpelingen het over eens. Het was een treurige uitzondering. Je kon haar dan ook niet de gebruikelijke straf geven of in de cel zetten. "... bij ijder een altoos voor een simpele onnosele innocente dochter geoordeelt was ... (Dit was) een droevich ende seltsaem voorval. (Dat dus) met de ordinaris straffe niet gestraffkonde werden ... veel min omme geconfineert ofte in bewaerder hant gestelt te connen werden ..." Men was in die tijd niet zo zachtzinnig. Aan verzachtende omstandigheden werd niet geloofd. Immers, boosdoeners "waren immer seer wel voorsien van pretexten (smoesjes)." En "een beetje dom" was ook al geen excuus. De geestelijke handicap moet wel extreem zijn geweest.
Bronnen: Bij de redactie bekend.