De kerk van Rijsoord in 1794.
Hoewel Rijsoord al genoemd wordt in een giftbrief anno 1006, neemt de geschiedenis van feitelijk pas een aanvang op 14 januari 1332. Dit is de datum waarop graaf Willem III bekend maakt dat hij de Zwijndrechtse Waard zal doen herbedij-ken en de kosten van de dammen in de Waal voor zijn rekening zal nemen.
In 1991/1992 werd door de Stichting Oud Ridderkerk een studie uitgevoerd naar de geschiedenis van "Oostendam en Rijsoord, of Ridderkerk langs de Waal". Dit is ook de titel van boekje 17 dat alle donateurs in april 1992 thuisbezorgd kregen. Het boekje bevat uiteraard belangrijke bijdragen van de bekende Ridderkerkse historicus Jan van der Es (1910-1993) die prachtige details uit de geschiedenis van Rijsoord beschrijft, waaronder het kohier van de Tiende Penning. Aan het eind van zijn betoog doet hij de relatie tussen Ridderkerk en Rijsoord door de eeuwen heen uit de doeken. Hieronder vindt u het afgedrukt.
1855 Ridderkerk en Rijsoord samengevoegd.
Het volksverhaal wil, dat de samenvoeging van Rijsoord met Ridderkerk in de negentiende eeuw (1 juli 1855) tegen de zin van de bevolking is doorgevoerd, maar dat berust niet op de feiten.
In de eerste plaats is daar natuurlijk het verschil tussen de burgerlijke en de kerkelijke gemeente van Rijsoord vóór 1855. De burgerlijke gemeente, het vervolg van de ambachtsheerlijkheid, is ontstaan in de Franse tijd en is gebleven na 1813. In overeenstemming met het principe, dat elke heerlijkheid een gemeente werd met een schout en een gemeenteraad (municipaliteit).
De kerkelijke gemeente is veel ouder en veranderde niet van karakter door de Franse overheersing.
De burgerlijke gemeente Rijsoord omvatte, buiten het schiereilandje De Nes, alleen het gebied zuidelijk van de waal, dus Waal weg Schalksedijk en Rijsoordse steeg tot aan de Tol. De rest was Ridderkerk.
Het begrip Rijsoord.
Nabij de Schalksedijk (de Straatweg was er nog niet) stond de kerk, die in stand werd gehouden door de Nederduits Hervormde Gemeente van Rijsoord. De leden van die kerk woonden echter voor het grootste deel binnen de burgerlijke gemeente Ridderkerk; al eeuwenlang.
Maar die omstandigheid zorgde er wel voor, dat het begrip Rijsoord een verruiming onderging en die naam zich over een groot deel van Ridderkerk uitbreidde. Daar was natuurlijk geen enkel bezwaar tegen, want de kerk bakent haar eigen werkterrein af zonder dat dit enige invloed heeft op de burgerlijke grens. Men kan bijvoorbeeld in het trouwboek van Rijsoord wel lezen: N.N.,wonende te Ridderkerk (Pruimendijk), maar getrouwd alhier (Rijsoord); Kerk en gemeente waren derhalve verschillende lichamen.
De burgerij.
Te beginnen met de burgerij. In 1817 hadden beide dorpen, Ridderkerk en Rijsoord, dezelfde schout, Willem van den Broek, in 1822 opgevolgd door J.J. de Reus. Na de verandering in het Reglement van Bestuur op het Platteland werd De Reus in 1825 burgmeester van beide dorpen. In Rijsoord bleef hij dat tot 1846 en werd hij vervangen door Ant. Stoop.
Vervolg De relatie Ridderkerk-Rijsoord deel 2.