De school van Rijsoord (1860-1906) werd ook volop bezocht door kinderen vanuit Ridderkerk.
In 1850 komt H.W. Metman als burgemeester voor beide dorpen en dat is sindsdien zo gebleven. In 1905 komt de enige 'Rijsoordse' burgemeester Jan de Zeeuw. Maar..... hij was wel geboren in Ridderkerk in een woning aan de Molensteeg, waar nu de fabriek van Bakker Rubber staat, en hij spreekt in zijn proclamatie van 21 maart 1905 over zijn geliefde Singelkerk waar hij 40 jaar tevoren de Christelijke doop mocht ontvangen.
De kerkgangers.
Hoe was het nu met de kerk? Die was toch het belangrijkste? Voor velen in elk geval en daarover wordt niet gediscussieerd. Aan de kerk was verbonden de school.
Een openbare school, want christelijke scholen waren er nog niet. De kerk en de school werden in stand gehouden door de kerkelijke gemeente, voor 90% bestaande uit Ridderkerkse ingezetenen.
Het rapport van de schoolopziener G. van Kooten meldt in 1838, dat er meer dan 1000 zielen zijn, die burgerlijk onder Ridderkerk horen, maar gaan kerken in Rijsoord.
Zij hebben bijgedragen aan de school in Rijsoord die daardoor in vrij goede staat is. De onderwijzer is de zoon van die te Ridderkerk.
Alsmen nu weet, dat de hele bevolking van Rijsoord destijds 120 mensen omvatte (117 Hervormden, 3 Rooms-Katholieken) en de school 130 leerlingen telde, is het niet moeilijk te constateren, dat het gros van de kindertjes in Ridderkerk woonde. Dat vonden ze toen geen schande en waarom zouden wij er nu anders over moeten denken?
De school.
De school was in 1851 wel erg bouwvallig geworden en het waren toch de Ridderkerkers die in 1851, dus lang voor de samenvoeging, de eerste stap hebben gezet om tot vernieuwing te komen.
De oude bouwval moest eerst van de kerk gekocht worden en het duurde door velerlei omstandigheden nog tot 1860 eer het nieuwe gebouw in gebruik kon worden genomen. Alles werd bekostigd door de gemeente Ridderkerk.
Er ging niets mis.
Wat is er in het verleden dan verkeerd geweest in de verhouding Rijsoord - Ridderkerk? Niets, helemaal niets! De mensen gingen goed met elkaar om.
Rijsoord werd constant door eigen mensen in de Raad vertegenwoordigd, lang vóór 1855; en hun kerk kreeg automatisch elk jaar een subsidie voor de Diaconie. Dat was een fors bedrag en in verhouding met de rest van de gemeente.
In 1855 veranderde er voor de bewoners van Pruimendijk-Waaldijk-Straatweg enz. totaal niets. Zij waren nooit anders geweest dan inwoners van Ridderkerk.
Alleen de bevolking van óver de brug. Ja, die ging - met graagte - over. Mede op eigen verzoek. En kerkelijk veranderde er ook niets, want die kerkelijke grens was nooit in het geding.
Wij sluiten met een zin, aangetroffen in een notulenboek van de kerk in 1603 luidend: "Cornet ende doorleest so zult ghy tot de kennisse van ider saecke comen". Het ware te wensen dat deze gulden regel meer toepassing zou vinden!
J. van der Es.