Het nagelvuur.
Het is goed om de beroepen, die er waren in de periode waar veel schepen nog van een geklonken constructie waren, nog eens te benoemen.
De schepen, die werden gebouwd in de periode vóór de Tweede Wereldoorlog tot, ongeveer de jaren 1950, werden alle verbindingen nog geheel geklonken. De bouw begon op de tekenkamers waar de bouwtekeningen werden gemaakt met als begin het lijnenplan waarin de vorm van het te bouwen schip en het spantenplan. Een model van de romp werd in " was " op schaal aangemaakt en getest in het Waterbouwkundig Proefstation in Wageningen waar werd bekeken of het schip de gewenste snelheid kon bereiken en of er daarom aan de lijnen van het schip iets moest worden veranderd. Daarna begonnen de tekenkamers van de scheepsbouw en machinebouw aan het maken van de werktekeningen, die dan naar de productie afdelingen gingen. Dan begon het werk in de scheepsbouwloods, de lasloods en op de aanbouwhelling, de machinefabriek, de koperslagerij, de timmerloods enz.
De klinkperiode was die waarbij de huidplaten en verbindingen van de te bouwen schepen nog werden uitgevoerd met klinknagels. Platen hadden een overlapping waarin dan de nodige gaten voor het aanbrengen van de klinknagels voor een waterdichte verbinding of een sterke verbinding zoals b.v de spanten en de dekbalken. Platen en spanten, dekbalken enz. werden in de scheepsbouwloods afgetekend, op maat gebrand of geknipt met een machinale knipschaar, de gaten werden op de platen gemerkt met een rond stukje pijp gedoopt in witte verf en dan ging de plaat of balk naar de ponsmachine. De gaten werden iets kleiner geponst dan de werkelijke maat. De huidplaten werden bij de aanbouw op de helling met bouten voorlopig aan elkaar verbonden. Daarna kwam de boorder om de gaten met een zogenaamde ruimer op de juiste maat te boren. Dan het soevereinen met een soevereinboor om de gaten een iets tapse vorm te geven voor een goede hechting van de klinknagel in de plaat. De gebruikte bouten werden door een paar medewerkers dagelijks verzameld en werden door boutenopdraaiers weer in te gebruiken toestand gebracht. Deze klinkverbindingen, en alles wat erom heen geschiedt, werd uitgevoerd door de z.g. luchtploeg. In de luchtploeg kende we de volgende werknemers.
De klinker (geen straatsteen) maar de man die met een pneumatische klinkhamer (ook wel revolver genoemd) de klinknagels , die door de nageljongen in een nagelvuur waren warm gestookt, werden ingestoken door de aanhouder, die dit weer deed met een z.g. dolly. Een zwaar stuk rond stuk metaal met een platte kop, waarmee hij de nagel tegenhield terwijl de klinker de nagel vast hamerde met de klinkhamer. De klinknagels in de huid van het schip werden daarna door de nageltikker gecontroleerd of ze goed vast zaten. De nageltikker had daarvoor een klein hamertje met een punt, legde de vinger op rand huidplaat en de nagel, gaf er een tikje op en kon dan voelen en horen of de nagel goed vast zat. Dan zette hij op de goede nagels er met een daarvoor speciaal bestemd geel krijtje een streepje op en de nagels die niet gemerkt waren moesten dan extra worden over geklonken. Tussen de overlapnaden van de huidplaten werd er nog een strook asfaltpapier aangebracht om een betere waterdichtheid te verkrijgen. De overlapverbindingen van de huidplaten werden dan door een koker (afgeleid van het Engelse woord "to caulk"), met een pneumatische revolver met een speciale beitel dicht gestempeld.
Ger de Jong.
Vervolg De vervallen beroepen in de scheepsbouw deel 2.