Als dan de huidplaten waren geklonken werd gecontroleerd of de verbindingen waterdicht waren. Met een waterspuit met behoorlijke druk werd de huid aan de buitenzijde bespoten en binnen werd dan mede door een vertegenwoordiger van het classificatie bureau waaronder het schip werd gebouwd gecontroleerd of er geen lekkages waren. De tanks, waterballast, drinkwater, en olietanks werden met water gevuld en met een op de tank aangebrachte tijdelijke pijp voor extra druk geperst. Dat noemden we de perser. De luchtploeg telde in de klinkperiode een twaalftal klinkploegen, bestaande afwisselend uit vier of vijf personen, dit weer afhankelijk van de bereikbaarheid van de aan te brengen klinknagels. Twee bazen hadden deze ploeg medewerkers onder hun verantwoordelijkheid. Het klinken is in de vijftiger jaren vrijwel geheel verdwenen. Gedurende de Tweede Wereldoorlog is in Engeland en Amerika de lasmethode ontwikkeld. Daarna werden de schepen van geheel gelaste constructie. Wel zijn er in een aantal jaren nog geklonken schepen aan de werf geweest, waarvan bijvoorbeeld de huidplaten vanwege schade of roesten moesten worden vervangen of gecorrodeerde klinknagels moesten worden vervangen. Met de brander werden de oude nagels verwijderd, gaten opnieuw geboord en nieuwe nagels geklonken. Ook onder andere in de bruggenbouw werd gebruik gemaakt van klinkverbindingen.
Boele's Scheepswerven en Machinefabriek B.V. kende ook in de jaren vóór en een aantal jaren na de Tweede Wereldoorlog een ketelmakerij. De schepen waren toen nog voorzien van machines, die werden aangedreven door stoom. In de schepen bevond zich een stoomketel, die aanvankelijk werd gestookt met kolen, later met olie. Toen de stoommachine werd vervangen door scheepsmotoren, die werden aangedreven door het gebruik van Dieselolie, verdween ook dit beroep. De bankwerkerij kreeg nu het werk en de ketelmakerij werd ingeschakeld voor het maken van klein constructiewerk zoals fundaties voor hulpmotoren enz. De ouderen onder ons hebben deze periode nog meegemaakt en weten dat veel van de klinkers door het zware werk een andere functie kregen toebedeeld onder andere in de magazijnen.
Ger de Jong.
Ger de Jong, de inmiddels 92-jarige oud-adjunct-directeur van Boele's Scheepswerven en Machinefabriek B.V. heeft de gloriejaren, maar ook de teloorgang van de scheepsbouw in Ridderkerk meegemaakt. Daarnaast is hij is dertig jaar actief voor de Stichting Oud Ridderkerk, waarvan een aantal jaren als penningmeester. Hij schreef diverse boekjes over de scheepsbouw in de historische reeks van de Oudheidkamer en legde daarmee vele aspecten van deze bedrijfstak vast. Zo schreef hij ook mee aan het onlangs verschenen boekwerk Ridderkerk na de Tweede Wereldoorlog. Hij nam, u raadt het al, het hoofdstuk De scheepsbouw in Ridderkerk na de Tweede Wereldoorlog voor zijn rekening. Ger de Jong mocht op 28 oktober als nestor van de Stichting Oud Ridderkerk het eerste exemplaar van dit kloeke boekwerk in ontvangst nemen.
Het boek dat maar liefst 640 pagina's bevat is geschreven door veertien Ridderkerkers die, onder regie van Dick de Winter, allen hun specifieke herinneringen en kennis vastlegden. Er staan prachtige verhalen beschreven over een keur van onderwerpen. Om er een paar te noemen: de woningbouw na WO II, leven in Rijsoord na 1945, de brandweer, het onderwijs, de kerken en het plaatselijk fenomeen Jaap van der Graaf. Het boek is voor € 25 te koop bij de Oudheidkamer en bij Boekhandel De Ridderhof.