Een Duitse militaire gaarkeuken. Leen Pons moest met Duitsers mee om bij boeren vlees op te eisen.
Ook voor Duitsers was zo'n streek zonder geldige reden niet toegestaan. Alhoewel, tijdens gevechtshandelingen golden er kennelijk andere regels, want regelmatig werden er boerenpaarden vanuit West-Brabant meegenomen. Maar goed, er zat niet anders op dan weer op weg naar Naaldwijk te gaan. Ik moest wel zoveel mogelijk hoofdwegen mijden om aanhouding te voorkomen. Deze keer ging de tocht uiteraard over de Maasbruggen.
De Duitsers durfden op een bepaald ogenblik niet verder te gaan. Ik moest stoppen bij een kroeg. Daar zou worden gewacht tot het donker werd. In die kroeg zat een man en ik vroeg hem om een briefje naar mijn ouders te brengen waarop ik geschreven had dat het goed met mij ging. Als hij dat zou doen zou hij prima te eten krijgen van mijn moeder, beloofde ik hem. Hij zei dat hij bij de ondergrondse zat en de andere dag het briefje zou afgeven. Dat heeft hij ook gedaan!
Toen het donker was gingen we via Schiedam en Vlaardingen naar Maassluis. De paarden raakten uitgeput. Een paard kon eigenlijk niet meer. De trekkracht raakte uit balans en ik had grote moeite om de wagen nog op de weg te houden. Bij Maassluis weigerde ik verder te gaan. Dus weer naar een boerderij. Die boer had op zijn erf een grote bak met modder water. Daarin spoelde hij de witlofknollen schoon. De paarden renden naar die bak en dronken meer modder dan water. Ze waren uitgedroogd en niet kieskeurig. Ik was bang dat ze ziek zouden worden maar dat is gelukkig niet gebeurd. Ook daar werd de boerin onder bedreiging van een revolver gesommeerd om eten voor ons te koken. Na verloop van een paar uur vertrokken we naar Naaldwijk. Ver na middernacht kwamen we bij een veilinghal waarin hun onderdeel verbleef. De ganzen leefden nog en het dode beest werd afgeladen. De kok durfde nog zijn teleurstelling uit te spreken dat het vlees minder goed was omdat het bloed niet direct na het doodschieten was verwijderd.Ik werd daarna met de paarden en de wagen bij een boer gebracht. De boer liet mij slapen boven de stal in een kamer waar vroeger de knecht sliep. De andere morgen kwam hij mij zeggen dat ik nog op die kamer moest blijven, want de Duitsers hadden razzia gehouden. Alle mannen boven de 16, of 18, jaar waren opgepakt voor de Arbeitseinsatz in Duitsland. Toen het weer rustig werd ben ik op weg naar huis gegaan en wonder boven wonder veilig thuisgekomen.
Toch had dit alles nog gevolgen. De boer uit Rhoon was voor een vergoeding met het briefje naar de Ortscommandant in Barendrecht gegaan. Het bleek geen enkele waarde te hebben, maar het was voor hem wel aanleiding om een onderzoek in te stellen. De boer had ook nog verteld dat op zijn zoon geschoten was en kon er nog aan toevoegen wie op de bok had gezeten. Hij kende mij. De politie is mij toen komen halen. Ik kwam bij de Ortscom-mandant terecht. Tot mijn verbazing waren daar ook de twee officieren en de soldaat. Ik heb mijn verhaal gedaan en er verder nooit meer wat van gehoord. De soldaat werd voor straf naar het Oostfront gestuurd. Huilend vertelde hij mij dat. Hij ging een vrijwel zekere dood tegemoet. Hoe het met de officieren is gegaan weet ik niet. Ik sluit niet uit dat de soldaat het zwaarst werd gestraft omdat hij op de jongen geschoten had. De jongen had dat ook zelf gezegd. Het was natuurlijk gemakkelijk voor de officieren om te verklaren dat zij die opdracht beslist niet hadden gegeven. Een treurige ervaring.
T. Verhoeff tekende dit verhaal van Leen Pons in drie delen op.