Openbare lagere school Rijsoord.
Rezoordenaar en amateur-toneelspeler Henk van Ooijen is al heel lang een bekende verschijning op de markt in Ridderkerk. Vorig jaar bestond de markt 55 jaar. Henk is een man van 'het eerste uur', heeft het altijd naar zijn zin gehad. Dat komt, zegt hij, door de dorpse gezelligheid. Via oud-schoolhoofd Tini Bekkers van de openbare school De Waal krijg ik zijn adres. Wat ik wil weten is hoe hij als kind de oorlog ervaren heeft.
Hoe was het in Rijsoord op school tijdens die jaren?
Henk van Ooijen: 'Toen de oorlog begon was ik zeven jaar. Ik noem de oorlogsjaren altijd "mooie jaren". Waarom? Ik kon doen wat ik wilde. Ik woonde in 'De Kikker'. Dat is vlakbij In 't Wapen van Rijsoord en de boerderij van De Zeeuw. Het hoofd van de openbare school Den Engelsman was mijn buurman. Die beperkte omgeving is mijn leef- en ervaringsruimte geweest tijdens de oorlog. Echt, ik kwam niet verder dan 'De Kikker', stukje Pruimendijk en tot aan de Mauritsweg. Ik ging naar de openbare school, vlakbij dus, vocht tegen de jongens van de Mauritsweg en speelde met mijn vriendjes in de buurt. Ik was niet groot van stuk en had wat je nu noemt een kort lontje. Ik stond direct klaar om te vechten als ik merkte dat er afkeurend over mijn lengte gesproken werd. Ik heb veel straf gehad op school. Thuis deed mijn vader het dan nog eens dunnetjes over!
Ik had een goede verstandhouding met de Oostenrijkse soldaten. Vooral met Heinz trok ik veel op. Hij liet mij en mijn vriendje Arie van der Linden onze gang gaan. Ik heb eigenlijk niet zo veel van de oorlog gemerkt. Pas aan het eind. Natuurlijk, we zagen de soldaten, maar we hebben voor school nooit eikels of kastanjes moeten rapen, en nooit een verzoek gehad om voor de Winterhulp te collecteren. Ik kan me niet herinneren dat het hoofd meneer Den Engelsman één uitsprak voor- of tegen de bezetter heeft gedaan. Affiches van de Jeugdstorm in school? Weet ik niks van.'
Was Heinz in de buurt ingekwartierd?
'Ja, de boerderij van De Zeeuw had inkwartiering en werd tegelijk ook gebruikt voor opslag van levensmiddelen. Het pakhuis van mijn vader dat in de buurt stond, werd ook ingepikt. Daar kwam de keukenwagen met tonnen te staan. De soldaten sliepen in de schuren van de boerderijen. Zelf hadden wij geen inkwartiering.'
Werd er op school eten uitgedeeld?
'Nee, daar weet ik niks van. Ik heb ook nooit echt honger geleden. In Rijsoord was het anders dan in Bolnes of Rotterdam. Dat is wel duidelijk. Ik weet nog wel dat er tijdens de Hongerwinter een meisje bij ons kwam eten.
Tijdens de oorlog roofde en stal ik. Ik deed, om zo te zeggen, alles wat God verboden had.
Bij buurman boer De Zeeuw stond een dorsmachine. Henk van 't Zelfde, de boerenknecht, kende ik goed. Als hij weg was en er geen Duitser of Oostenrijker te zien was, gingen mijn vader en ik naar de machine. Ik hielp vaak Van 't Zelfde met de zak te vervangen die de tarwe moest opvangen. In een handomdraai had ik er een zak omheen en vullen maar. Thuis hadden we een oven. Het brood smaakte prima.
Er moest natuurlijk ook wat op het brood. Bij de opslag bij boer De Zeeuw stond een vat met stroop. Het zoete spul stroomde traag uit de kraan. We zagen op een keer dat een Oostenrijker zijn emmertje vulde. Ja, dat duurde wel even. Hij ging weg. Op dat moment schoten Arie van der Linden en ik toe. Snel werden wat potjes gevuld. Toen de Oostenrijker terugkwam verbaasde hij zich dat zijn emmer nog niet vol was. Toen begreep hij het. Lachend met opgestoken vinger zwaaide hij naar ons. Meer niet, gelukkig.'
Hadden jullie genoeg brandstof?
'Ik heb steenkool gestolen. Dat zat zo: met paardenwagens werd vanuit Rotterdam bij de Dordtse electriciteitscentrale steenkool opgehaald. Op de terugweg stopten de wagens altijd in De Kikker. De wagens stonden dan in een lange rij opgesteld. Twee Duitse soldaten hielden de wacht en liepen steeds rondjes. De wagens stonden bij Piet van Dalen, vlakbij zijn heg. Ook in het donker kende ik de situatie op mijn duimpje. Dan sloegen we toe. Op het juiste moment wisten we brokken steenkool van de wagen af te halen en achter de heg van de buurman te verstoppen. Of ik bang was? Nee, op ons kinderen zouden ze niet zo snel schieten.
We hadden ook hout dat van palen kwam. Die houten palen waren in de polder in de grond geslagen om landing van geallieerde vliegtuigen tegen te houden. Mijn vriendje en ik zaagden ze door. Het was uitstekend brandhout. Daar was een groot gebrek aan. Of wij dat stiekem 's nachts deden? Nee hoor, gewoon overdag. Die Oostenrijkers vonden het prima.'
De brug.
'Op een dag vroeg Jaap de Koning van de Binnenlandse Strijdkrachten me om hem te helpen. Of ik 's avonds even langs wilde komen. Dat deed ik, want ik hielp hem al met het ronddelen van blaadjes. Wist ik veel dat dat van de ondergrondse was. Jaap vroeg: "Henk, kan je zwemmen?". Natuurlijk, wie niet, zo vlak bij de Waal. Ik kreeg een schepje in mijn handen gedrukt en hij zei: "We gaan in het donker naar de brug over de Waal. Onder de brug op een balk liggen pakjes munitie. Wil jij daar eens met het schepje flink wat water overheen gooien?". Ik waadde en zwom erheen en voerde de opdracht uit.
Later zei Jaap me: "Henk, je hebt de brug gered. Ze wilden hem opblazen maar jij hebt dat voorkomen."'
Het is, bekent Henk van Ooijen, door de oorlog en de Oostenrijkers dat ik uiteindelijk in de handel ben terecht gekomen.
'Bij Hensie Prik, een weduwe, haalde ik in het snoepwinkeltje soms een koek voor 5 cent. Die wilden de Oostenrijkers ook. Ze betaalden me er 5 cent voor. Toen Hensie Prik dat hoorde moest ik daar ogenblikkelijk mee ophouden. Ik kreeg ze voortaan voor dezelfde prijs, maar kreeg de dwingende opdracht er voor de Oostenrijkers 100 % op te doen. Zo verdiende ik mijn eerste centen.
Op mijn dertiende werd ik boerenknecht, wat ik vanaf het begin wilde. Maar na drie jaar begon ik voor mezelf. Ik zette de straathandel in huishoudelijke artikelen van mijn oom voort. Die keek eerst de kat uit de boom met me en zag al gauw dat ik het kon. Later stond ik ondermeer op de Ridderkerkse markt. In mei is dat 56 jaar en ik doe het nog steeds met veel plezier.'
Dick de Winter.