Het vroegere havenziekenhuis(je) van Ridderkerk.
Alleen al het noemen of suggereren van zijn naam kon wonderen doen, zoals in 1947 toen dominee Van der Zee op 31 oktober, Hervormingsdag, een bijzondere kerkdienst wilde houden, waarin ook het Lutherlied gezongen zou worden.
De president-kerkvoogd van dat moment had de dominee toen te verstaan gegeven, dat hij zou zorgen, dat de kerk dan gesloten bleef, omdat "Een vaste burcht" niet tot de 150 psalmen behoorde. Zelfs de verwijzing door de dominee naar Psalm 46 kon die "broeder" niet op andere gedachten brengen. Waarop Fortuin zei: "Zeg hem dan maar, dat ik de sleu¬tels dan hoogstpersoonlijk bij hem op kom halen!" En zodoende ging die dienst toch door.
Maar Fortuin had ook zijn zachte kanten. Zo herinner ik me nog, hoe op een dag een meisje op de rijksweg in de buurt van de Voorweg dood was gereden, en dat hem daar toen een duidelijk hoorbare krachtterm ontglipt was, tot ontsteltenis van enige omstanders.
En ik zie nog hoe hij, die dolgraag met tante Marie zelf kinderen gehad had, even later bij mijn moeder zat en zei: "Ik kon daar toch niet gaan staan huilen, maar dat wilde ik eerlijk gezegd wel, zo'n lief kind."
Voor de laatste anekdote ga ik even naar de Havenkant, waar indertijd het in de volksmond geheten "Veurhoad" stond, het bejaardenhuis gerund door de familie Den Hoed, met als patiënten o.a. de oude gemeentesecretaris en "gekke Leen", met links in die lange pijpenla de vrouwen, rechts de mannen, en een gordijn over de volle lengte in het midden ten bate van de eerbaarheid bij de dagelijkse (?) wasbeurt.
Op een dag was die Leen spoorloos verdwenen. Grote paniek, nergens te vinden. Na een paar dagen werd Fortuin uit de buurt van Nijmegen gebeld, en uit de beschrijving door z'n collega was Fortuin al gauw duidelijk: dat moest Leen zijn, op klompen, in een manchesterbroek. Kijk, en dat liet de oprecht bezorgde Fortuin zich dan niet nemen, hij ging hem zelf ophalen. Op de terugweg vroeg hij: Leen, waarom hij dat nou gedaan had, waarop hij van Leen dit duidelijke antwoord kreeg: "Altijd dat donderse gebijbellees, ik bin kommenist en 'k blijf kommenist!" En dan te bedenken, dat Leen elke zondag braaf in de gereformeerde kerk zat.
Maar misschien typeert het eind van zijn leven Fortuin het meest.
Toen hij in het Dijkzigt werd opgenomen, constateerde men daar al gauw, dat hij roofbouw op zijn lichaam had gepleegd, zoals toen hij, aldus tante Marie, met een ernstige griep was blijven lopen, omdat hij vond, dat hij op dat moment echt niet gemist kon worden.
Kortom, dat nieuwe boek is voor deze grijsaard, wiens geheugen weliswaar wat korter, maar wiens schat aan herinneringen steeds groter wordt, een ware goudmijn. Want of ik nou de naam van meester Bouwman of van dokter De Wijn lees, ik zie ze ineens weer duidelijk voor me. En ik weet zeker: mijn generatiegenoten zullen het met mij die auteur nazeggen, die schreef: "Onze herinneringenvormen het enige paradijs,waaruit we niet kunnen worden verdreven."En dan is 25 euro voor twee;kilo "souvenirs" toch echt:bijna te geef!
Daarom is mijn welgemeend advies: Allen op naar de Oudheidkamer!
Leo Kruithof.