In 1994 verrichtte Ton Remans een studie naar de toen 600 jaar oude Lagendijk. Hij legde de resultaten vast in geschiedenisboekje 40 van de Stichting Oud Ridderkerk. Hij beschreef niet alleen de geschiedenis van de dijk maar ook die van bijvoorbeeld de aanliggende boerderijen en gemeentelijke diensten.
Het Gemeentehuis.
In 1909 werd het nieuwe gemeentehuis aan de Lagendijk gebouwd. In dat jaar was het inwonertal van onze gemeente al gestegen tot 9000 personen. De uitbreiding van het plaatselijke overheidspersoneel hield hiermee gelijke tred. Het ruime nieuw te bouwen gemeenteonderkomen werd ontworpen door de heer Bulsing. De linkerzijde van het pand werd verhuurd aan de PTT, die er lange tijd kantoor hield. Het was met recht een karakteristiek pand te noemen. Hoopgevend voor de bezoeker was de tekst welke boven de ingangsdeur te lezen was: "Gerechtigheid verhoogt een volk". Functioneel was het kennelijk ook, want het hield ruim 70 jaar stand, om in 1980 plaats te maken voor het bankgebouw van de ABN-AMRO.
Het Gemeente Waterleidingbedrijf.
Al in 1875 werd door de heer Fop Smit een serieuze poging gedaan om een waterleidingbedrijf op te richten. In 1882 worden er nieuwe plannen gemaakt en houdt men onder de inwoners van Ridderkerk een enquête. Opmerkelijk genoeg stemde van de 1478 deelnemers er slechts 315 vóór en 1163 tegen de aanleg van een waterleidingnet. Het duurde daarom tot 13 mei 1904 voordat de gemeenteraad besloot een waterleidingbedrijf te stichten. Op 11 april 1906 vond de opening plaats en de bewoners van de Lagendijk hoefden geen water meer te scheppen uit de sloten of naar De Waal c.q. de haven te lopen voor hun drinkwater.
Het Gemeentereinigingsbedrijf.
Vóór het jaar 1904 werd in Ridderkerk geen as en vuilnis opgehaald. In dat jaar begon W. de Winter op zaterdagmorgen met zijn hondenkar een vuilophaaldienst. De as werd opgeslagen in het gemeentelijk ashok aan de Havenkade, en later voor f 1,2O per mud verkocht voor bemesting, wat De Winter een jaaromzet opleverde van f 1050,-. Slechts enkele ingezetenen bezaten een vuilnisbak, voor de overige bewoners waren op diverse plaatsen in de gemeente houten bakken geplaatst. Hij ontving hiervoor een vergoeding van f 12,50 per maand en as en vuilnis werden zijn eigendom! Het opgehaalde vuil werd tot compost verwerkt en voor f 0,45 per m3 verkocht aan de boeren.
Ook belastte De Winter zich met het legen van de beerputten bij de huizen. Aan de hand van dit cijfermateriaal, mag worden aangenomen dat De Winter één der best betaalde baantjes had in de gemeente. Zijn jaarinkomen werd geschat op ca. f 1200,- , evenveel als de wedde van de toenmalige burgemeester! Deze inkomsten stelden De Winter al spoedig in staat zijn hondenkar te vervangen door een paard en wagen à raison van f 40,- inclusief tuig. Nog later schafte hij een speciaal voor dit doel gebouwde vuilniswagen aan.
Op 5 oktober 1914 besloot de gemeenteraad tot oprichting van een gemeentelijk reinigingsbedrijf. De personeelsbezetting bestond uit 4 medewerkers en een bellenjongen. Aanvankelijk werd het vuil in open wagens opgehaald. In 1931 werd een vuilnisauto aangeschaft. Onderdak hiervoor werd gevonden in de huisjes en gebouwen naast de begraafplaats, die in 1886 al eigendom van de gemeente waren geworden. In 1935 werden de huisjes vergroot en werden bestemd als dienstwoningen voor het gemeente reinigingsbedrijf. Er werden stallen en keukens aangebouwd en enkele werkplaatsjes, waar ook de brandspuit onderdak vond. Dries de Winter trad in dienst bij de gemeentereiniging en bleef tot 1971 op nummer 56 wonen, tot zijn verhuizing naar het bejaardencentrum De Riederborg.