Ik ben in 1939 geboren in Slikkerveer, maar wil ook graag wat bijdragen aan de verhalen van Rezoordenaars, want m’n hart ligt toch ook wel in Rijsoord en mijn vrouw komt er vandaan. Na mijn lagereschooltijd moest ik gaan werken. Ik ben toen gaan solliciteren bij Pau Bestebreur (Paul Bestebreurtje) in de Zwaan op Rezoord. Daar werd ik aangenomen en ben toen begonnen in het smeerstation, dat was dat witte gebouwtje dat langs de weg stond tegenover de garage. Later ging ik naar de garage en daar begon je dan met banden repareren en dan wagens repareren. Ik had het daar reuze naar mijn zin. Toen ik in 1958 net m’n rijbewijs had begon Jan Bestebreurtje, een zoon van Pau, een garage in Oud-Beijerland. Ik ben toen met hem meegegaan. Ik kreeg een auto om mee heen en weer te rijden en dat vond ik prachtig, want je wilt graag rijden als je net je rijbewijs hebt. Daar heb ik toen anderhalf jaar gewerkt en ben toen weer terug gegaan naar Rezoord naar Pau. Ik heb daar ook mijn vrouw leren kennen, want die woonde naast de garage.
Een leuke anekdote uit die tijd: Wij hadden schafttijd van half één tot twee uur en dat was best lang. We zaten dan rond het kacheltje dat er stond en dat stookten we flink op. Dat deden we ook wel met velglinten en die brandden geweldig. Maar wat we niet doorhadden was dat hij ook verschrikkelijk rookte. Op een gegeven moment kwam de buurvrouw naar boven stormen. “Wat zijn jullie in vredesnaam aan het doen? Heel m’n was is verpieterd door jullie stoken, het is buiten één berg roet op de was”. Later werd het mijn schoonmoeder en heb ik haar alsnog maar mijn excuses aangeboden. In 1965 ben ik getrouwd en aan de Benedenrijweg gaan wonen bij de garage van Daan de Ruiter, want die was inmiddels overgenomen door Piet Bestebreurtje, ook een zoon van Pau. Vóór ons trouwen heb ik eerst nog drie jaar aan de Blaak bij Piet Bestebreurtje gewerkt waar ik veel aan Dafjes heb gesleuteld. Ik reed toen zelf ook in een oud Dafje want die kon ik zelf repareren. Ik heb ook eens een Daf gehad waarvan de motor stuk was en die heb ik thuis op kranten op de keukentafel gerepareerd. Mijn vrouw was daar niet gelukkig mee, maar dat kon toen nog hé.
Nog een anekdote uit mijn tijd in Rijsoord: Omdat de meesten thuis gingen eten hadden we lang schafttijd. Dus wij hadden alle tijd om tussen de middag van alles te ondernemen. Nu had de vrouw van de ouwe Paul (er was toen ook een kleine Paul), een roeiboot in De Waal liggen. We mochten er eigenlijk niet mee varen omdat we hartstikke zwart waren van de reparaties. Maar het was mooi weer dus hebben we de roeiboot losgemaakt en zijn richting Freling geroeid. Op de terugweg brak er een riem, dus moesten we wrikkend terug. Dat duurde een hele tijd voordat we weer terug waren bij de garage. Daar stonden Paul en zijn vrouw (tante Klaasje) ons aan de kant op te wachten. We kregen, zoals wij dat noemden, strafexpeditie. Dat betekende voor mij dat ik een maand terug moest naar het doorsmeerstation en mijn maat moest banden gaan repareren. Ze waren in die tijd niet kinderachtig, want ik was een keer brutaal tegen mijn baas Piet van Turenhout en toen hebben ze me op mijn kop in een emmer cardanolie gezet. Dus liet ik dat later wel. Maar nu zijn het mooie herinneringen.
Henk de Snoo, 2010.
Dit verhaal werd aangeboden door Gert van ’t Zelfde (www.rijsoord.nl)