Als we het over de Waal hebben dan komt daar een stuk herinnering boven van wat we al niet beleefd hebben op en bij de Waal. Maar eerst iets over de naam de Waal: sommige Ridderkerkers hebben het nog steeds over “het Waaltje” als ze ”de Waal” bedoelen en dat vinden Rijsoordenaren een formidabele misser.
Wat kon je er heerlijk roeien of kanoën in de zomer en als je zelf geen roeibootje had, dan kon je er altijd wel ergens één lenen. Ook kon je een roeiboot of kano huren bij Freling of Sintnicolaas (nu bij de Theetuin). Roeien naar Heerjansdam of Hendrik Ido Ambacht behoorde tot de mogelijkheden en dat werd dan ook geregeld gedaan.
Als jongen leerde je zwemmen in de Waal, bij de Heul, dit is het viaduct over de Waal bij Achterambacht. Je kon er van twee kanten in het water komen. Aan de kant van boer Visser had je het weiland en de andere kant was ook met gras begroeid, ideaal dus voor de jeugd. De zwemkleding was vaak een onderbroek want een zwembroek had niet iedereen en ook mocht je van je ouders niet altijd zwemmen. Je onderbroek was een goed alternatief en de in zon droogde je wel weer.
Het was daar ongeveer 1,5 meter diep en een zanderige bodem. Onder het viaduct kon je lopen naar de andere kant, maar daar was de bodem modderig. Vissen in de Waal werd en wordt door velen gedaan. En er werd veel vis gevangen, vroeger was dat rietvoorn, bliek, baars, snoek en ook wel paling. Als je een maaltje had gevangen ging je de vis schoonmaken en kon je moeder aan het bakken. Nergens heb ik zulke lekkere vis (kompleet met grondsmaak) geproefd als toen.
Toch kwamen we best wel eens buiten Rijsoord. Het zal 1946 zijn geweest toen we met een aantal families een dag naar het strand konden gaan. Er was in die dagen nog niet zoveel openbaar vervoer en wij waren dus aangewezen op een alternatief. Dat was een bevriende tuinder die met zijn vrachtwagen wilde rijden. Er werden veilingkisten op de laadbak gezet, waar wij met ongeveer een 20 personen op konden zitten.
‘s Morgens al vroeg op pad want de rit naar Rockanje duurde wel even. En daar gingen we dan langs Hoogvliet en Spijkenisse, langs Geervliet en Heenvliet en meer plaatsen die we leerden bij aardrijkskunde. Eenmaal op het strand zag ik de Noordzee voor het eerst in mijn leven en daar sta je dan, geen badpak of strandspullen voorhanden.
Dan maar in je onderbroek het water in, wel 100 meter kon je de zee in lopen. Voetballen op het strand kon ook niet want je had geen voetbal. Wat wel kon was een groot fort graven met je handen en dan wachten op hoog water. Met dat hoge water was het werk van de hele dag naar de knoppen, maar dat kon de pret niet drukken.
Wat zullen we die dag verbrand zijn geweest want van zonnebrandolie hadden we nog nooit gehoord. ‘s Middags dezelfde rit terug naar huis, moe gespeeld maar voldaan en een ervaring rijker! Wij boften maar dat we met die tuinder mee mochten rijden.
Maar de meeste uren werden op mooie zomerse dagen aan de Waalkant doorgebracht, genietend van de stilte, het water, de vogels en het wuivende riet. Nog is de Waal er en genieten van dit alles is nog mogelijk in Rijsoord.
Uit: Herinneringen van Herman van Hal.