Nu, tot teleurstelling van de vele schaatsliefhebbers, deze winter de kans op natuurijs helemaal verkeken is, denkt menigeen nog wel eens terug aan vroeger toen de winters nog winters waren. Onze plaatsgenoot Marius van Veen deed dat ook en zond ons in 2007, toen de winter kennelijk vergelijkbaar was met die van 2016, onderstaande herinneringen over "Winters van vroeger".
Als het had gevroren begonnen we op de sloten en de wetering in Ridderkerk, op de wei van Jan Bal achter de Kuyperschool en rond Patrimonium. Eerst kluiten gooien, daarna ijsje taaien. Hier kwam het grote verschil tussen helden en angsthazen duidelijk aan het licht. Het schaatsen leerde ik op een diep gelegen sloot met aan weerszijden oude knotwilgen. Drie minuten lopen vanuit de Klaas Katerstraat naar De Blaak, met waardeloze schaatsen met bevroren bandjes, achter een stoel.
Met Luut Rieske, Jan Weitering, Sikko Gillebaard, Huug Bode en nog een stel jongens kwamen we een keer uit school, en renden met z'n allen naar de "Pit van Van Gent". Dit door dijkophoging ontstane watertje aan de buitenzijde van de Ringdijk, was nog niet dicht gevroren. Het verse taaie ijs was niet dikker dan anderhalve centimeter, en om op het ijs te komen,
moesten we eerst een meter overbruggen met een grote sprong. Zonder er bij na te denken, vlogen met zijn allen in een lange rij het ijs op. Door de vloeiende beweging, golfde het ijs voor ons uit, alleen drijfnatte voeten hebben we er aan overgehouden.
Ook op de prikslee hebben we ons kostelijk vermaakt, op de sloot aan het einde van de wei van Klingeman, waar nu het Electroplantsoen is. En met de gewone slee, stortten we ons, aan het einde van de Oranje straat, op onze buik stijl naar beneden van de dijk. Er moest dan wel goed worden uitgekeken, of er geen autobus van de Ragom aankwam.
Later gingen we verder van huis, als het lang en stevig gevroren had, naar het Nieuwe werk bij het Donckse Bos of naar De Waal op Rijsoord waar al heel snel door de oude ijsclub twee banen waren uitgezet. Palen met verlichting rond het ovaal met aan de binnenzijde een baan voor de rondrijders (de zwierders hand in hand), op muziek van Strauss. De buitenzijde was voor de jongens met de noren. Het was altijd heel gezellig op Rijsoord en we hebben maar één maal onze gemeente verlaten om op de boezem in Kinderdijk, bij de molens aan een wedstrijd mee te doen. Deze wedstrijd werd georganiseerd door de Ambachtschool van Slikkerveer.
We schaatsten ook op straat, van Slikkerveer naar de Waal op Rijsoord, alleen op een stukje van tweehonderd meter bij de Lijnbaan op Ridderkerk lag er te weinig bevroren sneeuw op de weg en
moesten we een stukje klunen.
In de winter gebeurden er extra leuke dingen om het leven dragelijk te maken. Hoogtepunten waren dan het rinkelen van de arrenslee, de kaarsjes in de kerstboom en de spanning van goed en kwaad op vijf december. De wereld was donker, in huis een lamp boven de tafel en een schemerlamp in de hoek. Ik heb mensen horen zeggen dat ze blij en gelukkig waren als er aardappels genoeg in de kelder lagen en het kolenhok gevuld was. Meer hadden ze niet nodig! Melk en brood en een dak boven hun hoofd dat hadden ze wel, maar die aardappels en die kolen. Elk jaar weer was dit voor heel veel mensen een grote zorg. Deze kant van de winter kunnen we ons in 2007 (en ook in 2016 red.) nauwelijks meer voorstellen, ook al is het dan nog maar ruim een halve eeuw geleden.
Marius van Veen.