Een radarboot van de Reederij op de Lek.
Dit verhaal van Joost van Beek staat afgedrukt in deel 39 van de serie historische boekjes van de Stichting Oud Ridderkerk: "Slikkerveer van dorp tot wijk". Het verhaal geeft heel goed de sfeer aan van de levensomstandigheden van de Slikkerveerse samenleving net vóór en na de Tweede Wereldoorlog. Hier volgt dan zijn verhaal.
"Mijn jeugdjaren in mijn geboorte- en woonplaats Slikkerveer, zo omstreeks 1930, waren zonder meer gelukkig ondanks de ellende van een langdurige crisistijd. Wisten wij veel. De zorgen waren voor de ouders en wij leefden ons uit in de polders, langs de rivierkant, op het schoolplein en in de straat of op de dijk.
Prachtige Lekboten.
Als kind vonden we het dorp Ridderkerk een beetje deftig. Het was tenslotte het hoofddorp, waarnaar de gehele gemeente genoemd was. Daar kwam nog bij, dat de adellijke aanduiding "ridder" in de plaatsnaam wel heel voornaam afstak tegen het viezige "slik" in de naam van ons dorp. Misschien heeft dat onbewust wel een rolletje gespeeld, maar wat dat deftige Ridderkerk niet had, dat was een aanlegveer. Wij, in Slikkerveer, hadden er twee!
Die ene was voor de Fop Smit boten, de andere was ons favoriete Lekveer, waaraan die prachtige Lekboten regelmatig afmeerden.
Weggejaagd.
We durfden niet zo goed op het veer te komen, want we werden vaak weggejaagd door die barse veerman IJs Verveer en zijn handlanger Teun Huizer, die altijd blootsvoets was, zomer en winter. We waren een beetje bang voor die lieden, hoewel ze natuurlijk met de beste bedoelingen de jeugd een niet mis te verstaan halt toeriepen, 't Was er immers gevaarlijk zo vlak aan het water en zij droegen de verantwoording.
Leen de Lek.
Veel aardiger vonden we de chauffeur van de Lekbus, waarmee een dienst onderhouden werd tussen de veren en Rotterdam. Leen Geldrop heette hij, maar iedereen zei Leen de Lek.
Het Lekveer was in kinderogen de plaats waar de grote wereld begon. Machtig was het daar. In de verte zag je die prachtige geel-witte raderboot oversteken van Kinderdijk naar Krimpen aan de Lek om vervolgens recht op ons veer aan te varen.
Wat een kerel was die geüniformeerde kapitein op de brug, die zijn orders per blinkende scheepsbel kracht bijzette. Met veel herrie werd de brede loopbrug op het veer gezet en de passagiers stroomden de boot af. "Meegaan" riep dan IJs Verveer, als teken dat men de boot op mocht.
O, wat prachtig was dat allemaal. Maar het summum van genot was het, als je met Pa en Ma met de raderboot mee mocht naar Rotterdam. Dat gebeurde maar enkele malen per jaar en meestal pas dan als Pa afgerekend had van een goed karwei op de werf van de Groot en van Vliet. Dan konden er nieuwe kleren worden gekocht en daarvoor was men aangewezen op de stad.
Vervolg Jeugdherinneringen van Joost van Beek deel 2.