Verzameld bij het postkantoor op de 'Dorpsstraat' van Bolnes.
Hij heette Kees van Driel, maar dat wist alleen postkantoorhouder Overweg. Rond het jaar 1900 bestond het postkantoor uit een kleine ruimte voor het publiek en een klein kantoortje. De scheiding bestond uit een loket en een telefooncel met dubbele deur. Overweg dreef' daarbij een kruidenierswinkel, ijverig geholpen door zijn vrouw en later mede door zijn dochters. Ik zie hem nog voor me op zijn groen trijpen pantoffels, met een dikke das om z'n nek en een kraakstem.
Als Overweg sliep stond het telefoonverkeer in Bolnes stil. Er waren nog maar weinig telefoons. Wij hadden nummer 4. Het was zo 'n mooi mahoniekastje aan de wand met een slinger. Die moest je draaien om in het postkantoor een bel te laten overgaan. Overweg kende alle telefoonnummers in Ridderkerk uit zijn hoofd. Het was niet noodzakelijk verbinding te vragen met een ander nummer. Je gaf gewoon de naam van de abonnee op en de verbinding werd tot stand gebracht. In dat zenuwcentrum van PTT Bolnes werkte de kantoorhouder met stoppen.
De post werd in Rotterdam over de verschillende omliggende dorpen gedistribueerd. En het vervoer geschiedde met postkoetsen. Kees van Driel was aangesteld op de lijn IJsselmonde, Bolnes, Slikkerveer en Ridderkerk. Hij heeft deze tochten tientallen jaren gemaakt. Tweemaal per dag werd de post gebracht en werd de uitgaande post meegenomen naar Rotterdam. Het koetsje bevatte geen ramen. Aan de achterzijde was een deur. En Kees van Driel zat op de Bok.
In de zomer was zo 'n ritje wel prettig, al maakte het weer je dorstig, maar in herfst en winter viel het niet mee. Dan zat Kees helemaal gehuld in z 'n lange koetsiersjas met een heel hoge kraag opgeslagen op de bok. En dan moest je nog voor inwendige verwarming zorgen om niet dood te gaan van de kou. Gelukkig had Kees een verstandig paard. Het was zo gewend aan alle stopplaatsen, dat het uit zichzelf daar stopte. Kees kon dan ook rustig slapen. Als het koetsje stilstond werd hij wakker en dan stond hij óf voor een postkantoor óf voor een café. Na het overladen van de post of jenever klom Kees weer op de bok en zette het paard zich weer in draf. Ongelukken zijn er nooit gebeurd, want er was nauwelijks verkeer.
Kees de Post regelde ook het maatschappelijk verkeer. Als de postkoets van tienen voorbij kwam werd het voor bezoekers tijd om op te stappen. Kees van Driel heeft zijn werk tot de beginjaren van 1920 gedaan. Toen werd hij vervangen door de postauto. Het verkeer ham toe en men kon niet horen of de postauto van tienen voorbijkwam met het vervelende gevolg, dat de visite bleef zitten.
Dit mooie verhaal werd in 1984 geschreven door Jan van Bolnes.