De eerste cheque van het rampenfonds werd in Ridderkerk uitgereikt aan de heer en mevrouw Weeda.
Deze week wordt stilgestaan bij de watersnoodramp die zestig jaar geleden grote delen van Nederland teisterde. Volgens het Rotterdams Nieuwsblad (2 februari 1953) verkeerde Ridderkerk in de nacht van zondag 1 februari ‘in duizend vrezen’. Want ‘zou de 15 kilometer lange dijk langs de Maas en de Noord het hebben begeven, dan zou de ramp voor dit gebied niet te overzien zijn geweest en het hele eiland IJsselmonde zijn overstroomd’. Zo ver is het gelukkig niet gekomen.
Op welke wijze stonden de media stil bij de watersnoodramp, de hulpverlening en het herstel van de schade in Ridderkerk?
De kranten schrijven vol lof over het optreden van burgemeester A.M. Nieuwenhuizen, de politie, dijkwachters en de vele vrijwilligers die in Ridderkerk de strijd aangingen tegen het wassende water. Om kwart over één ’s nachts, zondag 1 februari, wordt het politiepersoneel in dienst geroepen. Een zware noordwesterstorm in combinatie met springtij zorgen dat het rivierwater rondom Ridderkerk met tien centimeter per kwartier stijgt. Om kwart voor drie staat het water één meter onder de kruin van de dijk, een kritieke situatie. ‘Met kerkklokken, fabrieks- en brandweersirenes en alles wat maar flink geluid kon geven werd de alarmtoestand ingeluid en op de mannelijke bevolking een beroep gedaan om zich ter bescherming van de dijk gereed te houden’, aldus het Rotterdamsch Nieuwsblad. Volgens De Combinatie (6 februari 1953) geven veel Ridderkerkers gehoor aan deze oproep. ‘De Burgemeester, die de opperste leiding had, bleef onafgebroken op zijn post en dirigeerde de ploegen her- en derwaarts. Overal waar gevaar was kwamen de ploeterende, sjouwende mensen. Al waren zij vaak doorweekt van het water, zij waren bezield met de vaste wil om de strijd tegen het water te winnen.’ En deze strijd kent een aantal zeer penibele momenten. In Bolnes en Slikkerveer dreigt de Ringdijk het te begeven en ook de Molendijk bezwijkt bijna. Rond drie uur staan de polders Klein Donkersloot en Woude onder water. ‘Met van alle kanten gerekwireerde roeibootjes en andere vaartuigen werden de huisgezinnen, die in grote angst de zolder waren opgevlucht, uit de woningen gehaald. In de pikzwarte duisternis en op de kolkende golven werden daarbij vele angstige ogenblikken uitgestaan. Een klein bootje, beladen met een tiental mensen, waarbij vrouwen en kinderen, sloeg om, doch de inzittenden konden gelukkig allen worden gered’, aldus het Rotterdamsch Nieuwsblad. Er zijn tijdens de ramp gelukkig geen mensen in Ridderkerk verdronken. Het Vrije Volk vat in een artikel de gevolgen samen: ‘Petje af voor die Ridderkerkers, die als één man in de nacht van Zondag 1 februari opstonden om de dijkdoorbraak te voorkomen. Maar zij konden niet verhinderen dat zes miljoen kubieke meter water over de dijk spoelde, zij konden niet verhinderen, dat 418 woningen, waarin 1742 personen woonden, onder het water kwamen te staan. In 350 huizen steef de vloed tot een meter zelfs op de zolder.’ De journalist is zeer begaan met het lot van deze slachtoffers: ‘Met lege beurzen staan ze bij hun boeltje. Daar heb je Piet Lodder van de Ringdijk. Hij was net 25 jaar getrouwd, even voor de rampdagen, en hij schafte zich een nieuw huisboedel aan. Dertien honderd gulden kostte het. Daarbij een boekenkast en nette meubeltjes en de vloerbedekking. Schrijf het maar af, Piet Lodder – en huil er maar bij. Dat begrijpen wij.’
Eind februari, het water is gezakt en de polders liggen weer droog, keren veel geëvacueerde Ridderkerkse gezinnen terug naar hun geruïneerde huizen. ‘Modder en slik scheppen zij uit hun woning; wat eenmaal huisraad was, zetten zij nu buiten de deur. Het is verloren!’, beschrijft de journalist van Het Vrije Volk beeldend. In hetzelfde artikel volgt kritiek op de hulpverlening. ‘Waar blijft de hulp? Ridderkerk bracht 144.000 gulden voor het Rampenfonds. Dit fonds heeft wel in de pers laten publiceren hoe de regeling der uitkeringen zal worden, dat men de schade op registratie-formulieren moet opschrijven. Maar de uitkeringen blijven uit. De gemeenteautoriteiten van Ridderkerk hangen dagelijks aan de telefoon, maar het antwoord is nog steeds: wacht tot Woensdag, tot Zaterdag en dan weer: wacht tot Woensdag.’ Ook Trouw vraagt zich af wanneer de slachtoffers op z’n minst een voorschot kunnen verwachten. Deze krant opent op 25 februari een artikel met de kop ‘Ridderkerk won strijd tegen water. Waar blijft het geld voor de strijd om het herstel?’ Het Parool meldt op 26 februari dat de gemeente Ridderkerk als eerste gemeente in Nederland een Watersnoodboekje heeft uitgegeven. De baten zijn voor het Rampenfonds.
Begin maart keert dit Rampenfonds eindelijk voor het eerst uit. De Maasbode kopt op woensdag 4 maart 1953 ‘Miljoenen van het Rampenfonds gaan rollen’. En de eerste cheque wordt door de directeur van het Rampenfonds persoonlijk overhandigd aan Pieter en Bastiaantje Weeda, wonende aan de Ringdijk 272 te Ridderkerk. De nationale pers is uitgerukt om daarvan getuige te zijn. Fotografen leggen het moment vast waarop Pieter Weeda de cheque van vijfhonderd gulden overhandigd krijgt. Het Algemeen Dagblad schrijft: ‘Moeder Weeda, die druk bezig was voor haar jongste dochter een jumper te breien, glunderde blij toen zij het fraai bedrukte papier van het Rampenfonds onder ogen kreeg. Al een paar weken slapen wij op kermisbedden.’ Achtervolgd door persfotografen en filmploegen gaan de heer en mevrouw Weeda direct naar de Rotterdamse Bank in het centrum van het dorp, om cheque no. 1 te verzilveren. En vervolgens staat er een receptie op het gemeentehuis op het programma waarbij. Volgens de journalist van De Maasbode maakte dit veel indruk, ‘Onwennig, druk trekkend aan een geurige sigaar, in blauwe overall – zo van het werk – zat de man met zijn vrouw achter de groene tafel in een van de eerbiedwaardige zetels van de even eerbiedwaardige raadsleden’. Volgens de makers van het televisieprogramma Andere Tijden controleerde de gemeente Ridderkerk wel waaraan het geld werd besteed.
In de jaren vijftig wordt de journalistiek langzaamaan steeds kritischer ten aanzien van de autoriteiten. De rol van de Ridderkerkse gezagsdragers bij deze ramp wordt echter door geen enkele journalist bekritiseerd. Waren daar wel redenen toe? Of waren alle lofzangen in de media terecht? Een rapport, opgesteld door het gemeentebestuur na afloop van de ramp, werp daarop een ander licht. De heer Hardeman, directeur van de gemeentewerken, wijst op een aantal gevoelige kwesties. ‘De gemeentelijke organisatie voor de bestrijding van dergelijke rampen dient veel verbeterd te worden. (…) De dijken verkeren niet in een staat van onderhoud, zoals redelijkerwijs mag worden verwacht. (…) De dijk blijkt op enkele plaatsen aanmerkelijk lager te liggen dan de voorgeschreven hoogte, zonder dat door middel van vloedplanken hierin is voorzien.’ Al met al dus een wonder dat de dijken het in Ridderkerk niet hebben begeven.
Wie meer over de Watersnoodramp in Ridderkerk wil weten, kan daarvoor terecht bij de Oudheidkamer van Stichting Oud Ridderkerk. En via internet kan de aflevering ’De Ramp en de Gulle Gevers’ van het programma Andere Tijden terug gekeken worden. Daarin het fragment waarop te zien is hoe de familie Weeda de cheque van het Rampenfonds in ontvangst neemt.
Raymond de Kreek.