Nu eens niet de bekende nostalgische foto, maar een tekening en de vertaling van de notariële akte uit 1664 waarin gesproken wordt over een korenmolen in Heerjansdam, overgezet in meer hedendaags Nederlands. Het blijkt een bijzonder interessant stuk te zijn omdat er wordt gesproken over de Drogendijk, een aardig beeld geeft hoe men vroeger over belastinggaarders dacht en dat vrouwen altijd al behoorlijk wat mans zijn geweest...
Notaris Johannes Schoormans, Oude Dordtse notariële archieven, deel 91, f 537.
Heden, 9 april 1654, verscheen voor mij, notaris, in het bijzijn van getuigen, Teunis Franszn. Bouff, deurwaarder van de belastingen, die namens en op verzoek van de pachters van de impost op het gemaal (en soort gebruiksbelasting) over Dordrecht en de drie omliggende eilanden gedurende de lopende termijn, heeft bevestigd, getuigd en onder ede verklaard, op grond van zijn functie afgelegd, dat hij en Hendrik Gerritszn. van den Bosch, op de vierde van deze maand, 's middags om ongeveer vier uur, op Heerjansdam in de molen van Arie Joosten, molenaar aldaar, verzochten om inlichtingen over het koren of het meel dat hij op zijn molen had. Hij deelde onder meer aan eiser mede: twee zakken van Jan Gijssen, in de een een achtdeel tarwe en in de andere een achtdeel boekweit.
Verder verklaarde eiser dat hij bij het vertrek van de molen gezien heeft dat Jan Gijssen met een bootje met daarin twee zakken wegvoer. Eiser en getuige voeren hem met een ander bootje na. Toen Jan Gijssen zag dat hij door eiser achtervolgd werd, legde hij aan de Drogendijk, nam een zak uit het bootje op zijn schouders en liep daarmee weg. Eiser, daarbij komende, vond in het bootje nog een zak boekweitmeel waarmee eiser en getuige wegvoeren. Gekomen aan de brug van Rijsoord kwam daar de broer van Jan Gijssen, genaamd Pleun Gijssen, met zijn zuster en hij riep: "Jullie schelmen, jullie dieven waar ga je met mijn boot naar toe?" Eiser antwoordde daarop: "Jan Gijssen heeft daarmee bedrog gepleegd, uw boot zal wel terugkomen". Pleun Gijssen en zijn zuster begonnen toen erg hard te roepen en om hulp te schreeuwen.
Er kwam een menigte volk met vorken en stokken op de been en ze begonnen te roepen: "Sla dood die schelmen, sla dood die fielten! "Pleun Gijssen en zijn zuster volgde hen met een ander bootje, sloeg gedurig met de riemen naar hen en riep: "Gij schelmen, ik zal u de kop in stukken slaan", waardoor zij genoodzaakt waren aan land te gaan. Tenslotte verklaarde eiser dat de zuster van Pleun Gijssen, met nog enige andere vrouwen, hen de zak met boekweitmeel afhandig maakten en die in stukken scheurden, zodat het merendeel van het meel eruit viel en zij genoodzaakt waren [om hun lijfsbehoud en om een zak met geld die getuige bij zich had] daar vandaan te gaan.
Aldus gedaan en gepasseerd in Dordrecht in het bijzijn van Johannes Melanen en Hendrick Francken als getuigen, (w.g.) Teunis Franszn. Bouff, Joh. Melanen, H. Francken 1654, 't welk ik getuige (w.g.) Joh. Schoormans, notaris publicus, 1654.
Fragmenten uit: herinneringen aan mijn 50-jarig dienstverband van 20 augustus 1876 tot 20 augustus 1926 bij Bakker NV Machinefabriek en staalgieterij door C. v.d. Padt. Dit verhaal werd eerder geplaatst in de Combinatie van 23 juli 1981 en is van de hand van A. Stout.