Ridderkerk kreeg geen spoorwegstation aan de nieuwe spoorweg van Rotterdam naar Dordrecht. Wat restte was de stoomtram over de Rijksstraatweg. Deze tram, getrokken door een locomotief, stopt hier in Rijsoord en was op weg van Zwijndrecht naar Barendrecht.
Zo’n anderhalve eeuw geleden is er sprake van geweest dat Ridderkerk zou worden aangesloten op het landelijk spoorwegnet. Onderstaand verhaal werd eerder geplaatst in de Combinatie van 28 januari 1982 en werd geschreven door de heer J.W.A. van der Blom, in die tijd archivaris van de gemeente Ridderkerk
De aanleg van de spoorweg van Rotterdam naar Dordrecht.
Het. was in het jaar 1851, dat de Commissaris des Konings in opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken aan het gemeentebestuur van Ridderkerk mededeelde, dat een begin gemaakt was met het openen van onderhandelingen over de aanleg van een spoorwegverbinding met België. Twee richtingen kwamen daarvoor in aanmerking n.l.:van Antwerpen op Roosendaal en Willemstad en vandaar op Rotterdam, en Van Antwerpen op Breda en Moerdijk en vandaar langs Dordrecht naar Rotterdam. Met de werkzaamheden in beide richtingen was een begin gemaakt en de daarvoor gevraagde medewerking werd door het gemeentebestuur verleend. In de raadsvergadering van 4 augustus 1863 kwam deze aangelegenheid ter sprake. Met de meeste belangstelling was kennis genomen van het besluit tot het aanleggen van de spoorweg tussen Rotterdam en Dordrecht. Die weg door het eiland IJsselmonde was naar zijn mening het beste vanwege de kortheid en het minder kostbare daarvan. Ook voor de daarbij betrokken gemeenten was dat van groot belang.
Voor de gemeenteraad was dit aanleiding om de belangen van de gemeente Ridderkerk bij een spoorweg door het eiland IJsselmonde voor te staan. De belangrijke vlasverwerking, die het voornaamste middel van bestaan van een gemeente van ruim vijfduizend ingezetenen was, de daaruit voortvloeiende. aanzienlijke handel, de verzendingen daarvan, het onophoudelijke. reizen en trekken van zo velen, dit alles maakte het voor de gemeente Ridderkerk ten zeerste gewenst door een spoorweg verbonden te zijn aan de grote middelen van communicatie. Op grond daarvan wenste de gemeenteraad dat de spoorweg door het eiland IJsselmonde geleid zou worden en de gemeente Ridderkerk een station zou krijgen. Besloten werd zich met een adres tot de minister van binnenlandse zaken te wenden.
In de raadsvergadering van 7 oktober 1864 werd deze zaak weer aan de orde gesteld in verband met de “gedaan wordende uitbakeningen”. Met een adres zou men zich richten tot de minister van binnenlandse zaken. Daarin werd dezelfde motieven naar voren gebracht als het jaar te voren. In het begin van 1866 werden door de Commissaris des Konings alle stukken, die betrekking hadden op de spoorweg Rotterdam - Dordrecht, aan het gemeentebestuur gezonden voor de “ter inzagelegging ter secretarie”. Deze stukken werden in de raadsvergadering van 14 maart behandeld. Een talrijke commissie uit de gemeenteraad had zich met de landmeter bezig gehouden om bij het plan, dat ter inzage lag en in het nadeel van Ridderkerk was, een andere richting te vinden.
De burgemeester had een schets van de spoorweg doen vervaardigen en een ander had "getrasseerd". Met groot leedwezen was kennis genomen van de plannen en de tekeningen. Niet alleen met leedwezen maar ook met verwondering. De gemeente Ridderkerk, waar door haar omvang en ligging zodanige spoorweg passeren moest, bleef "gansch verstoken van het genot dier weg", want een halte of station was niet aangewezen. De halte Barendrecht lag op een te verre afstand van enig bewoond gedeelte om er geregeld gebruik van te kunnen maken of er gerief van te hebben. Het sprong in het oog, dat de halte te Barendrecht alleen in het belang van die gemeente zou zijn. Naar zijn bescheiden mening was een halte of station nabij de Straatweg aan het begin van de Noldijk een goed gelegen punt, ook voor Heerjansdam en Barendrecht. Bij de aanleg van de Staatsspoorwegen dienden de voornaamste plaatsen van het Rijk te worden betrokken en Ridderkerk lag op de weg van Rotterdam naar Dordrecht.
Bij een nadere beschouwing van het gehele plan, waartoe de burgemeester zich in de gelegenheid had verlangd te stellen, “was het hem gebleken, dat zijn voorstelling van in de gemeente allicht een geschikt middelpunt tussen de beide rivierovergangen te zullen aanbieden voor een station of een halte niet onjuist was”.In het plan van de burgemeester passeerde de spoorweg de gemeente Ridderkerk aan de Noldijk, het enige punt, waaromtrent het plaatsen van een halte of een station “enig nut en gerief aan deze gemeente zou kunnen verschaffen, evenals aan de gemeenten Barendrecht en Heerjansdam”. In de gemaakte schetstekening werden bepaalde suggesties gedaan, zodat deze in het plan verwerkt konden worden en “als resultaat zouden hebben, dat in de gemeente Ridderkerk een halte of een station zou komen”.
Alle pogingen om een wijziging in het spoorwegtracé te bewerkstelligen mochten niet baten. Ridderkerk bleef verstoken van een aansluiting op het spoorwegnet.