De wandelclub Kindervreugd onder leiding van Henk Nugteren op mars.
In mijn jeugd ben ik nog een poosje lid geweest van een wandelclub. Ik woonde aan de Kerkweg en daar lag, achter wat nu het verenigingsgebouw van de muziekver. Harpe Davids is, de speeltuin Kindervreugd. Een speeltuin was aan mij niet zo besteed, ik werd bijna overal misselijk van, met uitzondering van de zandbak maar daar ga je als 12-jarig kind ook niet zo gauw meer in zitten.
Speeltuinvereniging Kindervreugd had ook een wandelclub en daar was ik lid van.
Wandelmarsen waren in die tijd heel populair. Ieder zich zelf respecterend bedrijf had er een. Er was b.v. de Boelemars, de Sterovitamars of de Rotterdammermars. Boele was een scheepswerf in Bolnes, Sterovita was een melkfabriek in IJsselmonde en de Rotterdammer was een krant in, inderdaad, Rotterdam. Alledrie bedrijven die niet meer bestaan maar de oudere Ridderkerkers kunnen ze zich ongetwijfeld nog herinneren.
Ook speeltuinverenigingen organiseerden eigen wandelmarsen. Na afloop kreeg je een medaille en het stond erg stoer, het woord ‘cool’ kenden we nog niet want in die tijd spraken we nog gewoon Nederlands, om met zoveel mogelijk medailles op de smalle kinderborst zo‘n mars te lopen. Door de week hingen de medailles boven mijn bed aan een kunstig gefiguurzaagd plankje waar mijn moeder zwart fluweel overheen gespannen had.
Ook marsen die wat verder weg waren werden niet gemeden, ik herinner me nog goed de Airborne wandeltocht in Oosterbeek, die gehouden werd ter herdenking van de slag om Arnhem in 1944. Uit de opbrengst van de wandelmars werden de kosten van de herdenking van deze slag bestreden. De routes van de verschillende afstanden voerden door het gebied waar in 1944 hevig gevochten was. Momenteel is de Airborne wandeltocht de grootste eendaagse wandeltocht ter wereld waaraan 30.000 lopers deelnemen.
Als je wandelde moesten er liedjes gezongen worden, dat hielp om in de maat te blijven lopen bovendien versterkte dat het ‘wij’ gevoel. Daar waren soms vreemde liedjes bij.
Een populaire was;
Hoog op de gele wagen
rijd ik langs berg en dal.
Lustig de kleppers draven
blij klinkt het hoorngeschal
Water en wouden en weiden
stromen zo krachtig en vrij
Ik kan van uw schoon haast niet scheiden
maar ’t gaat voorbij, voorbij. (2x)
Soms had ik tijdens een mars zo heftig gezongen dat ik’s nachts mijn familieleden wakker hield door diezelfde gele wagen in mijn slaap nog eens langs te laten rijden. (Dat beweerden ze, tenminste)
Ik had als kind ook nauwelijks het idee wat ik aan het zingen was maar het liep wel lekker en daar ging het maar om.
Ook een hele sterke was; ‘Hoe je heette, dat ben ik vergeten’, van de in die tijd populaire zanger Eddy Christiani. Het klonk vooral mooi als er iemand bij je club de tweede stem kon zingen.
We zongen ook nog een mix van liedjes waarin achtereenvolgens ene Iowanna voorbij kwam, gevolgd door de meisjes van Batavia die pikzwart zouden zijn, de meisjes die voor de jongens opzij moesten gaan (of andersom, dat lag eraan wie de overhand had in de wandelclub) en een verslag wat je te wachten stond als je pas getrouwd was (haring op je brood, kinderen op je schoot) gevolgd door Sarie Marijs.
Als klap op de vuurpijl zongen we daarna over een laan waar op een hoekje te lezen was dat Kindervreugd bovenaan stond. (Dat kan alleen maar de Donckselaan geweest zijn want dat was de enige laan die we in die tijd rijk waren. Dat was verwonderlijk want aan de Donckselaan, het Roergebied zoals wij zeiden, hadden ze een eigen wandelclub en daar zaten ze heus niet te wachten op de wandelaars van de speeltuinvereniging Kindervreugd).
Tegenwoordig zijn er veel liedjes met onbegrijpelijke teksten, maar niet in onze jeugd, want wij zongen; Oze wieze woze wieze walla kristalla, kristoze wieze woze, wieze wies, wies, wies, wies.
Nou, daar is geen woord Frans bij.
Onze leider was Henk de Paauw die wij om nooit opgehelderde redenen Ai de Paauw noemden. Ook de nog niet zo lang geleden overleden Henk Nugteren, zijn schoonzoon, was leider bij de wandelclub Kindervreugd.
De speeltuin en de wandelclub bestaan beiden niet meer, maar ik heb er mooie herinneringen aan overgehouden en ik zou nog best eens al marcherend willen zingen van Iowanna.
Maar ’t gaat voorbij.
Teun Rijsdijk.