Het schoolgebouw aan de Rijksstraatweg, nu Johannes Post Capitulatiemuseum.
Onze school. Een gewone school. Een Christelijke school zoals er overal in Nederland honderden stonden. Onze school valt helemaal niet op. Langs de weg staat eerst het huis van de hoofdonderwijzer -bovenmeester zeiden wij als kinderen en daarachter, haaks op de weg, is de school gebouwd. Het zichtbare deel is al meer dan honderd jaar oud. Drie lokalen waarin destijds minstens veertig kinderen zaten. De tijden zijn veranderd en de school veranderde mee. Er kwamen drie lokalen bij en toen de minister bedacht dat er zelfs een achtste leerjaar moest komen, werd nog een lokaal achteraan gebouwd. En dat lag schitterend: je keek er zo op een brede afgedamde rivierarm met rietkragen en op voorbijvarende roeibootjes. En in de winter bovendien op de ijsbaan.
Ons dorp. Een heel gewoon dorp. Een dorp zoals een dorp hoort te zijn. Het had wel iets bijzonders. Zo kwamen er jarenlang Amerikaanse schilders die in Parijs studeerden en die graag de natuur introkken om op linnen vast te leggen wat indruk op hen maakte. Jaar najaar, zo ongeveer vanaf 1890 tot aan de eerste wereldoorlog, verbleven deze impressionisten in de zomermaanden in het dorp. Als ze weer gearriveerd waren riepen de kinderen aan elkaar: "de koebais zijn er weer", de kunstenaars gingen zeer vriendelijk met de dorpelingen om en iedereen die ze tegenkwamen groetten ze met een luid goodbye. Hierdoor werd de hele groep opgezadeld met de naam "koebais".
Het waren de verhalen die wij van onze ouders hoorden. Na 1918 zijn de Amerikaanse schilders niet meer teruggekomen. Toen was het dorp weer als vanouds. Een stuk minder spannend dan vroeger, vonden wij kinderen. Alles ging zijn gangetje. De bevolking werkte in de vlasserijen, op de scheepswerven wat verder weg of bij boer of tuinder. De dertiger jaren met werkloosheid en de daaruit voortkomende zorgen gingen de deuren van de mensen niet voorbij. Tegen de jaren veertig begon het weer wat beter te gaan, maar lang niet iedereen was gerust op de ontwikkelingen op het grotere Europese toneel. Men zag dat de werkgelegenheid verbeterde door de manier waarop Duitsland sinds enige jaren werd geregeerd. Sommigen hadden twijfels over de achterliggende gedachten van de leider, maar de handel floreerde weer en dat was hard nodig.
We maakten ons toch in ons dorp geen al te grote zorgen. Nederland was neutraal, koos geen partij voor enig land. De ouderen wisten uit ervaring dat het een uitstekende politiek was. "In 14-18”, zeiden ze "zijn we neutraal gebleven, we hebben vele duizenden vluchtelingen opgenomen en een aantal mensen hebben er nog goed aan verdiend ook. Het beste kunnen we de zaak maar zo houden". Niettemin nam de dreiging toe, toen op 28 augustus van het jaar 1939 de mobilisatie werd afgekondigd. Ook toen was na de eerste schrik de conclusie dat het eigenlijk een goede zaak was. Waren heel wat jonge mannen tijdens de eerste grote oorlog soms ook niet vier jaar aan de grens gelegerd geweest ? En dat had de vijand toen toch ook buiten gehouden! En trouwens die Engelse minister was zelf in Duitsland geweest en wist zeker dat wij nooit meer een oorlog zouden meemaken.
De jongemannen vonden die mobilisatie eigenlijk best een leuke afwisseling, de getrouwden waren er minder gelukkig mee. Hoe dan ook: ons dorp was ons dorp en wat er op het wereldtoneel gebeurde was mijlenver weg.
Met angstaanjagend gedreun van een massa vliegtuigmotoren kwam abrupt een einde aan die gedachte. Het wereldtoneel was in ons dorp -toen letterlijk onder de rook van Rotterdam- aan de horizon te zien. Het geloof in neutraliteit eindigde op 10 mei 1940. Vijandige parachutisten landden in de naaste omgeving van ons strategisch gelegen dorp. We leefden plotseling in oorlogsgebied. Het Nederlandse leger trachtte greep op de situatie te krijgen, maar was niet opgewassen tegen een enorme overmacht van goed getrainde militairen die bovendien op volstrekt andere plaatsen opdoken dan in theorie kon worden verwacht. Slechts het heldhaftige verzet van kleine eenheden hield de vijand langer bezig dan vooraf door de Duitse legerleiding berekend.
Om toch hun doelstelling te bereiken grepen de Duitsers naar een middel dat op deze manier in oorlogvoering nog nooit was toegepast: een grootschalig bombardement op burgerdoelen. Rotterdam was het eerste slachtoffer, andere steden werden bedreigd. De klap kwam heel hard aan die 14e mei, niet alleen materieel maar zeker ook mentaal. De opperbevelhebber en zijn staf zagen geen andere mogelijkheid dan om te capituleren voor de overmacht.
Er werd contact gezocht met de vijand om te onderhandelen over de voorwaarden van de overgave. Dat was het moment dat ons dorp, onze school, ja zelfs onze bovenmeester heel even een rol speelden op het wereldtoneel. De hoofdonderwijzer werd door Duitse soldaten gedwongen de school te openen. De soldaten gingen in het lokaal van de zesde klas aan het slepen met banken en tafels om alles in gereedheid te brengen voor de onderhandelingen. De zoon van de bovenmeester vertelde ons dat de Nederlandse militairen met een auto arriveerden, voorafgegaan door een motorrijder met een witte vlag. Generaal Winkelman, pas sinds 6 februari 1940 opperbevelhebber, liep met een verbeten trek over het schoolplein naar de grote schooldeur waar twee Duitse schildwachten hem opwachtten. De onderhandelingen namen slechts weinig tijd in beslag. Aan Nederlandse kant konden weinig eisen worden gesteld. Het langst duurde nog het typen van het overgavedocument. Daarin stond bijvoorbeeld dat de Nederlandse officieren hun woord van eer moesten geven om geen verzetsdaden te plegen. Een aantal heeft dat geweigerd en moest in krijgsgevangenschap. Degenen die wél getekend hadden moesten dat overigens in 1942 ook.
Sinds een paar jaar wordt de gedachte aan deze dramatische episode in de Nederlandse geschiedenis levend gehouden door het Capitulatie- en Verzetsmuseum dat in de oude school is ingericht. Een particulier initiatief. Hoe ons dorp heet? Heb ik dat niet verteld? Maar iedereen weet toch dat in Rijsoord het Nederlandse leger op 15 mei 1940 capituleerde voor de Duitse overmacht...?
Wim van Gameren.