Contact gegevens

Kerksingel 26
2981 EH  Ridderkerk

Email algemeen: info@oudridderkerk.nl

Bankrekeningnummers:

NL40RABO0355484838

NL93INGB0004208049

KvK-nummer: 41126694

RSIN: 009623851

 

Openingstijden:

 

Woensdag 13:30 - 16:30 uur
Donderdag 13:30 - 16:30 uur
Vrijdag 13:30 - 16:30 uur
Zaterdag 13:30 - 16:30 uur

 

Toegang is gratis!

Expositie Agenda.


Donateur worden?


Privacy-verklaring


Deze website wordt gebouwd, onderhouden, gehost en gesponsord door:


 

Het meer bij de Gorzen waar de jongens hun avontuur beleefden.
1. de plaats waar ze op het dijkje zaten.
2. de plek waar het klooster uit het water omhoog kwam.
Foto: Teun Rijsdijk.

 

(Met onderstaand verhaal won ik in sept. 2001 de 1ste prijs van een verhalenwedstrijd getiteld “Luister! Ridderkerk schrijft”  die uitgeschreven was door de Openbare Bibliotheek Ridderkerk  als onderdeel van Havens en Heerlijkheden in het kader van Rotterdam 2001, Culturele Hoofdstad van Europa).

De twee jongens fietsten door de maanverlichte nacht langs de rioolwaterzuivering, hun fietslampen priemden smalle kegels licht op het asfalt.
Het was drukkend warm en volgens de weerberichten zou het wel eens kunnen gaan onweren. De volle maan zette de bomen langs de kant van de weg in een spookachtig licht. 
“Hebben jouw ouders iets gemerkt?”, vroeg Michiel.
“Nee  niks, ze lagen al in bed”, zei Sjaak.
Ze zaten allebei in groep zeven van de basisschool de Wingerd en hun meester had vlak voor de vakantie een verhaal verteld over een oud klooster waarvan de monniken het niet zo nauw met hun roeping genomen hadden. Tijdens een groot en vooral wild feest in 1453 was een vreselijk noodweer losgebarsten en het klooster was in de grond verzonken op de plaats waar nu het Gorzenmeer ligt. Elk jaar op de dag van de ramp, vier augustus, de verjaardag van de Heilige Dominicus  waar de 

orde naar vernoemd was, zou het om middernacht even boven water komen om daarna weer voor een jaar weg te zinken in de onpeilbare diepte.
Alle  leerlingen hadden het een prachtig verhaal gevonden en het verder toegeschreven aan de saprijke duim van hun meester maar de twee vrienden hadden in een dolle bui met elkaar afgesproken om er op die datum ‘s nachts te gaan kijken, hoewel ze natuurlijk geen moment echt geloofden dat er iets te zien zou zijn. 

Ze zetten hun fietsen bij restaurant Pegasus aan de jachthaven en liepen het dijkje tussen de griend en het Gorzenmeer op. 
Een kleine donkere gedaante rende vlak voor hun voeten het pad over en verdween in het hoge gras.
“Wat was dat?”, vroeg Michiel geschrokken.
“Oh, een konijn of zoiets”, stelde Sjaak hem gerust. Hij wilde voor geen goud toegeven dat hij zelf ook een beetje geschrokken was.
Het schijnsel van de meegebrachte zaklamp danste over de grond, in de verte klonk het gerommel van de donder.
“He ja”, zei Sjaak, “lekker zeg, en ik heb natuurlijk geen regenjack bij me.”
“Ik ook niet, geen seconde aan gedacht”, bekende Michiel.
Het Gorzenmeer lag stil en donker aan hun rechterhant.
Halverwege het dijkje gingen ze zitten en lieten het licht van de zaklamp over het roerloze wateroppervlak glijden.
Niks bijzonders te zien natuurlijk.
“Toch wel spannend, hier ‘s nachts”, zei Sjaak en hij liet zijn stem dalen, “met al die geesten om je heen. “
“He Sjaak, doe effe normaal”, zei Michiel een tikje onzeker om zich heen kijkend.
Ze deden de lamp uit en na een paar minuten begonnen hun ogen aan het donker te wennen en ontdekten ze allerlei dingen die ze eerst niet gezien hadden. Wie hun ook ontdekten waren de muggen. Van tijd tot tijd klonk een plets als de jongens een van hun kwelgeesten probeerden te pletten.
Verder was het stil op de schreeuw van een enkele nachtvogel na, het geritsel van een muis in het gras en het verre geruis van Rijksweg 15.
Aan de overkant stak links het silhouet van de uitkijktoren op de heuvel donker af tegen de nachtelijke hemel. Op de Noord tjoekte een boot voorbij en de verte sloeg de klok van de Singelkerk twaalf keer.
Het spookuur.

Michiel zat in gedachten verzonken stukjes riet af te breken en in het water te gooien.
“Ik heb gisteren in de Ridderhof nog een....”
Zijn woorden  werden ruw afgebroken door een felle bliksemstraal die zich met het geluid van een zweepslag sissend in het water boorde. Een enorme zuil wit schuim kwam omhoog en viel met een daverende klap terug. Grote golven stormden alle kanten van het meertje open en een regen van water druppels sproeide over de oever. 
De jongens zaten als versteend. 
Sjaak hoorde het het eerst, “luister eens”, fluisterde hij, “een klok, ik hoor een klok luiden.”
Nu hoorde Michiel het ook.
“En kijk daar”, wees Sjaak opgewonden naar het midden van het meertje.

Onder het water was een zwak pulserende cirkel van groen licht te zien die langzaam helderder werd. Opeens brak het oppervlak van het nog steeds nagolvende water en priemde er iets puntigs door wat de vorm van een enorm groot potlood had dat snel breder werd. Het klokgelui werd steeds sterker.


Teun Rijsdijk.


(wordt vervolgd)