Toen ik een poosje geleden hout stond te hakken voor de open haard schoten mij de dichtregels; ‘Als je later bent getrouwd, zorg dan goed voor kachelhout’ te binnen en moest ik weer denken aan vroeger toen de meisjes poëziealbums hadden. Ik wist toen nog niet dat het als pó-é-zie-album uitgesproken moest worden maar ik dacht dat het iets met poezen te maken had omdat er vaak van die glitterplaatjes in zaten met poesjes er op. Die plaatjes kocht je per zakje en als je het zakje op zijn kop hield stroomde er een straaltje van die opgeplakte glitterdeeltjes uit.
Ik heb vijf zusters dus moest er zo af en toe in een poëziealbum geschreven worden. De meisjes van school vroegen het niet aan mij, op die leeftijd deden meisjes het nog het liefst met elkaar. Bovendien voelden wij jongens ons veel te stoer om in zo’n kinderachtig iets als een poëziealbum te schrijven. Daar waren wij veel te cool voor, een woord dat wij overigens toen nog niet gebruikten. Maar die van je zusjes, tja daar kwam je met goed fatsoen niet onderuit. Maar wat moest je dan schrijven? Je bladerde het album eens door om inspiratie op te doen en kwam de meest afzichtelijke rijmen tegen waar je tegenwoordig niet meer mee aan hoeft te komen. De ouders en leerkrachten schreven meestal iets zeer christelijks en de vriendinnetjes schreven veel versjes van elkaar over. Originele rijmpjes kwamen er bijna niet in voor.
Een paar voorbeelden:
‘De jeugd is de lente van het leven.
Geniet steeds al wat zij u biedt
Doch bedenk bij al wat gij doen zult.
Eén is er boven die ‘t ziet!’
En bedenkt u dan dat dit nog niet zo gek lang geleden geschreven is voor een negenjarig meisje door een volwassen iemand die het kind met gij aanspreekt.
Dit is een gedichtje van een talenwonder:
‘De Fransen zeggen souveni
De Duitsers zeggen denk aan min
Wat de Engelsen zeggen dat weet ik niet.
Maar ik zeg eenvoudig, vergeet mij niet.
Dit is ook een hele sterke:
‘Er lag een zeehond op het strand
Die wreef zijn neusje schoon in ‘t zand
Lijntje laat je hartje zo rein
als ‘t snuitje van die zeehond zijn.’
Dat reine hartje was vroeger heel belangrijk, de rest stak niet zo nauw als het hartje maar rein was. Hoe je het rein moest houden ben ik overigens nergens tegen gekomen. Misschien zo weinig mogelijk cholesterol eten of zoiets.
Dit was ook een geliefd versje:
‘Ik lag in mijn bedje en sliep,
toen kwam er een engeltje dat riep
Jannie je moet ontwaken,
om een versje voor Sjaantje te maken’
Voor een versje kon je die Jannie kennelijk midden in de nacht wakker maken. Sommige liedjes wierpen ook meer vragen op dan ze beantwoordden:
Veel is niet alles.
Maar alles is veel.
‘k Wens je van harte
‘t Jacobs deel.
Nou, wie het weet mag het zeggen. Het Jacobs deel, wat kan dat zijn? Misschien die verdraaide heup na dat nachtelijke gevecht bij de beek de Jabbok waardoor hij heel zijn leven mank is blijven lopen? Nou, dat wens je niemand toe. Of misschien al die zonen waar hij zo veel problemen mee gehad heeft? Of dat gedoe met die linzemoes of dat bedrog met die huid van dat geslachte bokje over zijn armen om aan de zegen te komen? Of twee vrouwen en een aantal bijvrouwen? Ik weet het niet.
Eens kijken, wat hebben we nog meer?
‘Rozen en vergeetmijnietjes zijn de schoonste gaven.
Sonja heeft ze afgeplukt en Lydia mag ze dragen.’
Kijk, daar bespeur ik al een begin van vrouwelijke listigheid van die Lydia want er is geen roos zonder doornen en dat plukt knap lastig.
Deze is kort maar krachtig:
‘Lieve Krijna blijf gezond Tot je weegt 500 pond.’
Daarna moet Krijna het kennelijk zelf maar uitzoeken met haar dikke lijf.
Hoe kom ik aan een lieve man? Nou voor de meisjes vroeger was dat heel simpel:
‘Hier is een gedichtje,
opgemaakt bij ‘t lampelichtje
Wees altijd vrolijk en blijf gezond,
en maak je huiswerk altijd prompt
Dan krijg je op een zeek’re tijd,
een lieve vent mijn beste meid.’
U ziet het, een kind kan de was doen. Gewoon vrolijk en gezond blijven en je huiswerk maken. Dan zit het met de liefde ook wel goed.
U had het kunnen weten.
Dit is er een van een meisje met een minderwaardigheidscomplex:
Het is van weinig waarde hetgeen ik u bied.
Pluk rozen op aarde en vergeet mij niet.’
De meeste poëzie albums hadden een heel hoog ‘rozen en vergeetmijnietjes’ gehalte.
Deze kon er ook wat van:
‘Ik hoop dat gij nog tal van jaren.
Deez’ album netjes moogt bewaren
En als gij hem dan open slaat.
En mijne naam er nog in staat
Dat gij met vreugde dan zult staren.
Naar onze blijde kinderjaren.’
En om alle misverstanden uit te sluiten als toevoegsel;‘Ei, ei, ei, dit versje is van mij’
Natuurlijk was er ook ruimte voor olijkheid:
‘Daar boven wonen engeltjes.
Hier beneden zijn er geen
Hier beneden wonen bengeltjes.
En daarvan ben jij er één.
Nou, dat weten we dan ook weer. Je hoort nog eens wat. Dit is wel een schrijnend geval:
‘De datum ben ik vergeten want de muizen hebben de kalender opgegeten.’
Ouderen schreven naar hedendaagse begrippen soms de meest enge dingen die goed bedoeld als waarschuwing moesten gelden:
Ja wij dalen allen naar het stille graf
ook de kind’ren vallen als de bloemen af
Daarom lieve…...luistert naar Gods Woord
Nooit zal u iets hinderen als gij Jezus hoort.
Hoe zou je dagindeling er uit moeten zien? De volgende schrijfster weet het precies:
‘k Wens als je opstaat een goede morgen
Daarna een smakelijk ontbijt
Een wandeling van aardse zorgen
Een dutje na het middageten
Daarna een geurig kopje thee
En heb je ‘s avonds pap gegeten
Ga dan gerust ter legerstee
Nou, zo blijft er weinig tijd over voor andere zaken.
Maar al met al had ik nog geen gedichtje voor het poëziealbum van mijn zusje.
Tot ik ergens deze wereldrijm tegenkwam die volgens mij in elk album staat:
‘Wees altijd een flinke meid.
Die in bange uren
Moedig in een appel bijt.
Ook al is het een zure.’
Hè, hè. Het was er uit. Ik plakte een paar van die glitterplaatjes op de bladzijde er naast en schreef op de vier hoeken (had ik ook niet van mezelf) ver geet mij niet.
Helaas komen de meeste van die mooie wensen niet uit, want, hoewel ook in het poëziealbum van mijn vrouw het verbluffende gedicht over dat kachelhout staat ben ik wel degene die altijd staat te hakken.
En ik had niet eens een poëziealbum.
Teun Rijsdijk.