De schrijver, heel lang geleden, in zijn pakje.
De schrijver Theo Thijssen, van ‘De gelukkige klas’, heeft ook een leuk boekje geschreven getiteld; ’Het taaie ongerief’. Het gaat over kleding en wat voor gedoe dat in een mensenleven kan aanrichten.
Ik herinner me nog dat ik in mijn vroegste jeugd een matrozenpakje droeg, ook al had ik op die leeftijd de zee nog nooit van dichtbij gezien. Later kreeg ik een op de Naumann handnaaimachine door mijn moeder genaaid pakje aan waarvan je de broek met een paar knopen aan het jasje moest vastmaken, dan zakte er niks af.
Afdragertjes had ik (bijna) niet want ik ben de oudste zoon en dan valt er nog weinig af te dragen. Wel heb ik een keer een zomerjack aangehad van een vroeg overleden broer van mijn vader. Maar dat was maar één keer, er waren tenslotte grenzen.
Als wij op zondag naar de kerk gingen droeg ik een plusfour, in de volksmond ‘drollenvanger’ genoemd, een overhemd met stropdas en een jasje. En ook kousen met een ruitje om de door de oorlog zwaar geteisterde kuitjes. Mijn zusjes, ik heb er vijf, droegen keurig opgestreken jurkjes, witte kousen en enorme witte strikken die recht overeind stonden van de stijfsel.
Kapotte sokken, of beter gezegd, kousen, door mijn moeder zelf gebreid, werden niet weggegooid maar gestopt. In het naaimandje werd een kleur wol gezocht die er een beetje op leek waarna mijn moeder de sok over haar hand trok, duim en wijsvinger uit elkaar deed en het gat in de kous stopte. Alles werd gerepareerd want mijn moeder wilde niet dat ik ‘voor Esders’ liep.
Als het winter was droeg ik een muts, ik was gauw verkouden, had last van bronchitis en als het echt koud was kreeg ik een bivakmuts mee. Dat was nog voor de tijd dat iedere bankovervaller er een ging dragen. Zo’n bivakmuts was niet echt gemakkelijk. Als je hem voor je mond deed en je fietste hard werd hij nat van je adem en met een beetje pech bevroor dat natte stuk als je even stil stond. Ja, dat waren nog eens winters. Mijn moeder zei dan gekscherend dat ‘de pook stijf bij de kachel hing’ van de kou. Later kreeg ik een ‘manchesters pak’ bestaande uit stof die tegenwoordig, geloof ik, corduroy heet.
Kleren moesten echt versleten zijn voor ze weggegooid werden, mode was er gelukkig nog nauwelijks dus daar hoefde je je dus niet druk over te maken.
Op vrijdagavond gingen we in de bijkeuken in de teil. Het water was in een grote zinken wasbus warm gemaakt op een petroleumstel. Een vierpit, voor de kenners, ‘Origineel Haller’, stond er op. Bij elk volgende kind werd er een scheut warm water bij gedaan en aan het eind zat er zoveel water in de teil dat als je een beetje te snel rechtop ging zitten er een grote golf water door de bijkeuken klotste. Bij die gelegenheid werd ook het ondergoed verschoond, vaak ook door moeder zelf gebreid. Eén recht één averecht of zoiets.
Ik had ook een borstrok, die trok je over je hemd aan en sloot hem met twee knoopjes op je schouder. Mijn moeder had er in een frivole bui een konijntje in gebreid, schattig stond dat. Kom daar nu nog maar eens mee aan bij de lieve jeugd.
Als ik thuis kwam uit school, trok ik een overall, door ons ‘ketelpak’ genoemd, aan en ging naar buiten. Ik herinner me dat ik eens toen ik aan het vissen was met mijn onafscheidelijke neef uit Slikkerveer in het water gevallen ben. Wij dachten slim te zijn en hingen het natte ketelpak op aan een tak om het boven een vuurtje te kunnen drogen. Natuurlijk brak de tak en verbrandde een pijp van het ketelpak.
Wij dachten dat even op te lossen door van mijn spaarzame zakgeld een stuk stof te kopen bij van Vuuren aan de Ringdijk in Slikkerveer waarna mijn tante er een pijp van kon maken Natuurlijk merkte mijn moeder dat meteen, moeders kijken dwars door je heen.
Wat mij opvalt als ik nu schoolfoto’s zie van vroeger is dat de jongens bijna allemaal stropdassen droegen, dat is nu wel even anders! Zelfs onze vice-premier draagt er alleen maar een als hij bij de koningin op bezoek moet of op de derde dinsdag in september als hij met het beroemde koffertje loopt te zeulen.. Het is eerlijk gezegd ook niet mijn favoriete kledingstuk. Ik heb eens een stropdas gehad van plastic, de knoop zat er al in en je deed hem met een elastiekje om je nek. Hij kon zelfs in de soep hangen zonder dat vlekken opleverde. Dat was iets voor mij!
Toen ik op de MULO zat was er opeens iets nieuws; spijkerbroeken. Ik had wat geld van het bonenplukken overgehouden en kocht zo’n broek. Maar de spijkerbroeken uit die tijd hadden één nadeel; er zaten ritssluitingen op de achterzakken en dat gaf krassen op de schoolbanken. Dus werden na korte tijd spijkerbroeken verboden op school. Mijn moeder, niet voor een gat te vangen, omzeilde het embargo door de ritssluiting en netjes uit te halen.
Ik heb begrepen dat tegenwoordig de kledingkeuze soms bij kleine kinderen al dagelijkse stof tot discussie kan zijn. Bij ons vroeger niet, de keuze was beperkt.
Teun Rijsdijk.