In deel 1 van dit verhaal hebt u kunnen lezen dat vier Werkendammers in de nacht van 2 op 3 september 1845 een overval pleegden in de boerderij van vlasboer Cornelis van der Waal. Deze stee stond tegenover de ingang van de oude begraafplaats. Van der Waal raakte tijdens deze overval ernstig gewond.
Buit.
Na de overval vluchtten de vijf weg. De buit was niet gering: ongeveer f 700,- aan contanten, een gouden horloge, een zilveren tabaksdoos, een zilveren pijpedop en de spek van zolder. Weer bij de schuit in Zwijndrecht aangekomen, werd de buit verdeeld. De spek was al eerder weggegooid. Daarna staken de vijf naar Dordt over, waar ze opnieuw bii ‘t Hoen aan de Riedijk een kop koffie dronken. De pensionhouder merkte nog op dat de mannen er zo ontdaan uitzagen, maar ze vertelden hem dat ze ruzie gehad hadden. Later werd nog een borrel genomen bij de tapper H. Stam, ook waarschijnlijk in de buurt van de Riedijk. Een van de misdadigers kocht nog bij de besteller P. Smits voor f 1,- een hondje, waarna het gezelschap zich splitste. Twee gingen naar Gorinchem, waar een deel van de buit verkocht werd. Maar uiteindelijk belandden ze alle vijf weer in hun woonplaats bij Werkendam.
Koud kunstje.
De vijf mannen hadden weliswaar tijdens de overval hun gezichten met jute zakken bedekt, maar zowel tijdens de heen- als tijdens de terugreis hadden zij zich zo opvallend gedragen dat het voor Justitie een koud kunstje was hen als daders van de overval aan te wijzen. Een paar dagen na de inbraak werden vier bendeleden opgepakt. Alleen Keijnemans ontsprong nog wat langer de dans. Hij werd pas op 14 oktober 1845 gegrepen. Bijna negen maanden na de overval stonden de vijf voor de rechter in ‘s-Gravenhage. De officier eiste de doodstraf, wegens diefstal bij nacht, door meer dan een persoon, dragende zigtbare wapenen, in een bewoond huis, door middel van inklimming met bedreiging van wapenen te zullen gebruiken, met geweldoefening gepleegd. De verdachten ontkenden alles. De rechter vonniste conform de eis. Hij kon niet anders, gezien de toenmalige wetten.
Gratie.
Nu was het in die tijd gebruikelijk dat in het geval van een doodstraf de veroordeelde een gratieverzoek indiende bij koning Willem II. Meestal verleende de koning gratie en zette de straf om in een jaar of twintig tuchthuisstraf. Maar in dit geval weigerde hij. Alleen aan Adrianus de Koning, die op de uitkijk had gestaan en bovendien de jongste was van het stel, verleende hij gratie en zette de straf om in geseling, brandmerking en twintig jaar tuchthuisstraf. Waarom Willem II van zijn gebruikelijke gratiebeleid afweek is niet helemaal zeker. De mannen hadden niet bekend en dus geen enkele berouw getoond en de gratieverzoeken waren niet door henzelf gedaan maar door familieleden. Er speelden echter ook sociale achtergronden. De aardappelziekte had al een paar keer toegeslagen, wat geleid had tot hoge voedselprijzen, hongersnood en kindersterfte. In een aantal Nederlandse steden waren voedselrellen geweest. De overheid vreesde voor nog meer oproer en voor bendeactiviteiten op het platteland. Het is het waarschijnlijkste dat de vier ter dood veroordeelde Werkendammers een afschrikwekkend voorbeeld moesten zijn.
De galg.
Op 29 december 1846 stond de galg voor het Dordtse stadhuis klaar. Om 12 uur was een grote menigte samengedromd om zwijgend te kijken naar de vier mannen die het trapje naar het schavot opliepen. Drie bekenden op het laatste moment nog schuld, maar De Knelt bleef hardnekkig zijn onschuld volhouden. De stilte tijdens de executie werd alleen verscheurd door het krijsen van De Koning tijdens diens geseling en brandmerking. Nog dezelfde dag werden de vier op de begraafplaats van Dordrecht begraven. De terechtstelling maakte grote indruk op de Dordtse bevolking.
De Dordtsche Courant schreef de volgende dag: Nadat de strafoefening was voltrokken, is de menigte in stilte huiswaarts gekeerd, en die stemming bleef het overige van den dag heerschende.
Ook De Koning, de enige die aan de strop was ontkomen, moest zijn straf met de dood bekopen. Twee maanden later overleed hij in een Dordtse kerker: officieel door heimwee naar zijn vrouw, maar het is waarschijnlijker dat hij stierf aan infecties en uitputting. Boer Van der Waal overleefde de aanslag. Hij werd ruim 80 jaar, maar bleef zijn hele leven last houden van de verwondingen.