Jan Bakker voor zijn oude werkplaats. In 1954 opent hij een nieuwe rijwielwinkel met werkplaats op het Colijnplein.
De eerste tien jaren van mijn leven heb ik ‘pedes apostolorum’, te voet dus, afgedaan. Geld voor een fiets was er niet en je wist niet beter. Wij liepen naar school, wat best ver was, vanaf het einde van de Kerkweg, het stukje dat toen nog Mauritsweg heette, naar Patrimonium waar de Kuyperschool was. Altijd volgens een vaste route; Kerkweg, Kerksingel, bij klompenmaker van der Steen het muurtje naast de weg tegen de dijk op en bij de molen er weer af en dan via de Klaas Katerstraat het speelplein op.
Als we ergens naar toe moesten zat ik bij mijn vader op de bagagedrager van zijn fiets, als je naar Rotterdam ging moest er een ruggensteuntje op die mijn vader van plankjes maakte.
Later zat ik wel eens achterop de bakfiets met Victoria hulpmotor waar hij op reed om de bestellingen van slagerij Bol rond te brengen. Lekker tegen die leren jas aan met je wang terwijl de wind om je oren suisde en de motor zo gezellig ronkte.
Wel uitkijken met je been omdat de knalpijp, of uitlaat, erg warm kon worden. Voorin de bak was nog leuker maar dat kon alleen als je erg klein was, je zag wel alles veel beter.
Op weg naar school deden we soms spelletjes. Zo mocht je als de zon scheen b.v. alleen maar op schaduw trappen wat de weg naar school aanzienlijk verlengde. Een andere weg dan de gebruikelijke was niet aan de orde, dat was het domein van jeugd die wij niet kende, dat kon soms wel eens link zijn.
Voor ik mijn eerste fiets kreeg kon ik niet fietsen dus stiekem tussenbeetje op mijn vaders fiets was er ook niet bij. Mijn vader had een fiets die hij, volgens zeggen, na de oorlog van een Engelsman gekocht had. Hij zei dat die fiets altijd de neiging had om aan de verkeerde kant van de weg te gaan rijden. Pas later heb ik begrepen dat dat een grapje was. Als kind geloof je alles wat je vader zegt.
Op onze school was een leerling, ik geloof één van de jongens van Leijs, Sjaak naar ik meen, die een parachutistenfiets had. Die fiets was aan het einde van de oorlog samen met de geallieerden mee omlaag gekomen. In het frame zat een scharnier en als je dat opendeed klapte de fiets om in tweeën.
Erg leuk om dat te doen terwijl je fietste.
Mijn eerste fiets.
Mijn eerste fiets was een BENZO nieuw gekocht bij van Pelt aan de Kerkweg. Benzo was een afkorting van Bakker en Zonen een fietsenfabriek in Vlaardingen. Fietsen in de goedkopere klasse, tegenwoordig het B-segment genoemd. De fietsenzaak van van Pelt was ruwweg gezegd gelegen tussen Bakker de Looze en Drukkerij Den Hoed schuin tegenover ‘het buurtje met de doorntjes’ zoals wij dat rijtje huizen noemden omdat er een heg voor stond.
De bakkerij en de fietsenzaak zijn er niet meer, het zijn nu woonhuizen geworden.
Een smal straatje ging achterom naar een werkplaatsje waar van Pelt, een gezellige dikke man met altijd een stompje sigaar in zijn hoofd, met zijn zoon fietsen zat te repareren.
Op de voorgevel stond; ‘J. van Pelt en Zn. Rijwielhandel ’ en ik heb in mijn jeugdige onwetendheid lang gedacht dat daar ‘J. van Pelt en z’n rijwielhandel’ stond.
Die fiets was op de groei gekocht dus werden er houten blokken op de trappers gemonteerd.
Het probleem in het begin was dat ik mijn korte beentjes niet over die stang kon krijgen en dus altijd een opstapje nodig had om op die fiets te komen. Thuis lukte dat wel, ik ging voor het huis op het muurtje staan en sloeg mijn been over de stang, Onverwacht afstappen was er niet bij, ik ben ook verschillende keren omgevallen omdat zich een onverwacht afstapmoment voordeed.
Later ging ik samen met mijn oudste zus op de fiets naar school waarbij een ongeschreven regel was dat zij altijd aan de binnenkant moest fietsen.
Mijn fiets had een open kettingkast, geen probleem als ik een korte broek droeg. Maar als ik b.v. na schooltijd mijn ketelpak aandeed en op de fiets wegging ging de lange rechter pijp van dat ketelpak wel eens tussen de ketting en het tandwiel. Je kon dan bijna niet meer met je pedaal remmen en ik ben zo wel eens bijna de wetering langs de Oudelandseweg ingereden omdat mijn broek tussen de ketting en het tandwiel kwam. Bovendien zaten er dan kleine gaatjes in je broekspijp en olie.
Deze fiets heb ik vele jaren gehad. Hij is nog eens een keer gestolen geweest maar dat was een duidelijk geval van joy riding want na een paar dagen bleek hij bij de Ger. Gem. kerk aan de Oranjestraat in Slikkerveer te staan. Alleen het loden vogeltje dat ter versiering op het spatbord vóór zat was er af gebroken.
Tweede fiets.
Mijn tweede nieuwe fiets kreeg ik toen ik slaagde voor het MULO examen. Het was een Magneet gekocht bij Jan Bakker op het Colijnplein. Drie versnellingen, een sportstuur en van die hippe gekleurde plastic spiralen om de versnellings- en remkabels. De eerste de beste keer dat ik er op reed kwam er een spijker in de band, precies op de las zodat hij niet meer te repareren was. Maar Jan Bakker, ook de kwaadste niet, gaf mij een nieuwe band.
Brommer
Mijn vader kocht op een gegeven moment een brommer, een Berini. Niet de M13 die vanwege de vorm van de benzinetank ‘eitje’ genoemd werd maar een echte M21 die wel hard ging, 60 km. per uur, maar geen versnellingen had. Berini was een Nederlands merk hoewel de naam erg Italiaans aandoet. De fabriek was opgericht in 1941 in Rotterdam. De brommer had een grote benzinetank die aan het frame vastgemaakt was. Ik ben nog wel eens met die brommer op vakantie naar Duitsland geweest en moest bij elk heuveltje een aanloop nemen omdat ik anders het laatste stukje mee moest trappen.
Ik heb ook nog een poosje zelf een brommer gehad, in een opwelling overgenomen van iemand die dringend geld nodig had omdat zijn vriendin zwanger bleek te zijn. Het was een Batavus een laag geval met leren franjes aan het zadel. Buddyseat heet dat, geloof ik. Ik heb er niet zo veel op gereden want die versnellingen vond ik maar lastig en bovendien startte hij slecht omdat ik veel te weinig reed. Ik heb hem via de Combinatie verkocht er wonder boven wonder startte hij in één keer toen er iemand voor kwam kijken. Later kocht ik een Solex voor mijn vriendin, dat was wat gemakkelijker, voorwielaandrijving. Je liet het motortje gewoon op de band zakken maar hij was levensgevaarlijk als je over natte tramrails reed dat kan ik uit eigen ervaring beamen. Wel goedkoop rijden 1 op 50 of zoiets. Wij hadden als jongens een mopje; ‘Wat is het toppunt van snelheid? Antwoord; Een slak op een Solex.’
Ze schijnen nog te bestaan want onlangs zag ik een paar mensen op Solexen door de Alblasserwaard tuffen.
Lekker rustig en geen tramrails in de buurt.
Teun Rijsdijk.