De aansluiting van Kerkweg aan Lagedijk heette in die tijd gewoon “de Heul”, daar de sloot hier onder de weg door werd gevoerd.
In het “Streekblad, weekblad voor het eiland IJsselmonde en de Alblasserwaard” stond op vrijdag 18 februari 1949 onderstaand artikel. De auteur blikt hier onder het motto “Onze Dorpskom voor 50 jaar” terug op het dorpsleven rond het jaar 1900. In dit tweede deel kunt u lezen over een berenleider die Ridderkerk bezocht en duikt ook weer het omstreden verhaal op dat er in ons dorp een klooster zou hebben gestaan met een geheime gang naar de Singelkerk.
Zo zijn we op het pleintje gekomen en terwijl we daar even toeven, komt nog een herinnering op, over iets dat we thans ook niet meer beleven, 't Is tegen twaalf, de schooljeugd komt naar buiten en dan klinkt het opeens: „Jongens, een berenleider". We zien op het pleintje een man met een beer aan een. ketting in hevig dispuut met onze dorpsveldwachter. De jeugd stroomt er heen en vormt een wijde kring om het groepje.
Met een vloed woorden staat de berenleider iets te beweren, maar in een taaltje waar we niets van begrijpen. De veldwachter gebaart met z'n handen naar zijn hoofd, dan naar de beer en tracht de man te beduiden dat de beer gemuilkorfd moet worden. De vreemdeling schijnt of wil dit niet begrijpen .en gebaart even hard terug. De meester die het vreugdegeschreeuw van de jongens gehoord had is inmiddels ook bij de groep aangekomen en vraagt de veldwachter wat er aan de hand is. Gemeentevoorschrift dat beren gemuilkorfd moeten zijn, meester. De meester vraagt iets aan de man en wij jongens luisteren met open mond, al kunnen we niets van het gesprek volgen. Maar op de vraag van de meester maakt de vreemdeling, blij in zijn landstaal aangesproken te worden, een sierlijke buiging, zwaait zijn hoed af en nu daalt een stortvloed van woorden op meester neer. Het schijnt dat de beer zeer mak is, nog nooit een muilkorf gedragen heeft en om dat te bewijzen laat de man zijn beer opstaan, ze omarmen elkaar, de man steekt zijn hand gewoon in de muil van het beest, dat goedaardig z'n kop tegen de man aanvlijt. Meester tracht de veldwachter te vermurwen, doch deze blijft op z'n verordening wijzen. Dit wordt vertaald en mismoedig doet de man zijn rugzak af, haalt daar een muilkorf uit en wil deze de beer omleggen. Maar deze draait z'n kop om, laat zo'n droevig gebrom horen, zijn ogen kijken zo zacht verontwaardigd, dat wij jongens medelijden krijgen en mee gaan pleiten bij de veldwachter. Deze, zo van alle kanten aangevallen, bezwijkt en zegt, „nou vooruit dan maar, maar ik heb er geen verantwoording voor", dan ga ik eerst maar eens naar 't Rokushofje om te zien wat de pot schaft. Een hoeratje gaat op. Dankbetuigingen van de berenleider, naar we horen een Savojaard en de beer voert bij het gezang van de man een dansje uit. Nog een sierlijke buiging naar de meester, die de man een dubbeltje geeft en deze richt zijn schreden naar het winkeltje van wed. Leenheer, legt zijn beer daar vast en stapt daar binnen om een hartversterking te gaan halen. Wij jongens drukken ons tegen de ruit om maar alles goed te zien. Het dubbeltje wordt op de toonbank gelegd en 2 flinke borrels glijden als water het keelgat van de Savojaard in. De borrels waren in die dagen wel wat goedkoper dan tegenwoordig. Na nog een voorstelling te hebben gegeven voor de bewoners der 3 huizen en die van de 3 huisjes die op de plaats van het tegenwoordige onderstation van het G.E.B, stonden; dan werd het voor ons tijd om te gaan middagmalen, hoe graag we een eind met de beer meegelopen waren.
Kijken we, waar thans het notarishuis staat, dan zien we daar een oude tuinmanswoning met een koetshuis. Aan de andere zijde waar „Rustburg" staat, stond eertijds een klooster. In. de kelder van deze woning is nog een nis te vinden, vanwaar een onderaardse gang leidde naar de Singelkerk. Volgens overlevering moet in de tuin van Rustburg een schat begraven liggen, welke de monniken daar begraven hebben toen in 1572 de Watergeuzen onder Lumey v. d. Marck het klooster verwoestten. De grootste veranderingen onderging in de laatste 50 jaren de Kerkweg. In die tijd was het een smalle grintweg, aan weerszijden sloten met knotwilgen, met slechts een 2-tal woningen. De tuinderswoning aan het eind en voorts de woning waar tegenwoordig de Boerenleenbank aangebouwd is. Toen in 1882 de heer P. Bulsing deze woning liet zetten, haalde men z'n schouders op voor iemand die zo maar ..midden in de polder" ging bouwen. Toch gaf het bos aan de Kerkweg waar het Waaltje omheen liep met zijn verbreding tot de z,g. „Kom", een mooi stukje natuur te zien.
Vanaf de woning Waalburg aan de Lagedijk, waar de remplecantenbaas, ook zielenverkoper genoemd, woonde, liep een lange houten brug naar het „Bos". Deze brug vormde 's winters wanneer er „balken" onder het ijs lagen een prachtige plaats om de schaatsen onder te binden. Op de Kom was het een pracht gelegenheid voor de dorpskommers een baantje te rijden. Het was daar een gekrioel en gezwier, dat het een lieve lust was.
Uit e.e.a. blijkt wel dat gedurende de 50-jarige regeringsperiode van Koningin Wilhelmina ook in onze dorpskom veel veranderd is.