Links de ingang van de Begraafplaats Rustburg aan het begin van de Lagendijk met op de achtergrond de Hervormde.Kerk en het torentje van het in 1909 gebouwde gemeentehuis. Een foto van omstreeks 1910.
Onderstaand gedicht komt uit het particuliere archief van de familie A. de Mik uit Ridderkerk. Met hun toestemming publiceren we het in deze rubriek. Het handgeschreven rijm uit 1906 is een verantwoording van A. Velthuizen Azn aan zijn opdrachtgever Wm. Nugteren Lzn. te Rijsoord. Leest u zelf:
Aan den Heer Wm Nugteren Lz te Rijsoord
Het graf door Uw besteld, in orde op te maken
Daar heb ik niet in ’t minst, naar plicht, iets doen verzaken
De der steen die het sloot, die wentelde, is er af
Zoodat mijn oog aanschouwd, de inhoud van dat graf
Ik heb het gansch ontruimd, en vond drie afgestorven
Die door de tand des tijds, voor ’t oog waren bedorven
De eerst of bovensten, ’t was een geliefde vrouw
Die in haar leven was, vol Liefde, zacht en trouw
De tweede, die ‘r daarna, dan ook heb opgedolven,
Dat was Wouter Nugteren 14 Mei 1863 gestorven
Die twee, die in der tijd door ’t huwelijk zaam verbonden
Die heb ik, weer te zaam, vereend in een kist – in ’t graf gezonden
De derde, bij mijn vondst dat was, Nugteren zijn moeder
Wellicht voor hem en meer, en trouwe Liefste, hoeder
Die vond ik in zijn kist geheel aan ’t eind van hem
’t Was of zij nog haar zoon zijn been met been met Liefd’omklem
Gij weet wie, of dat was Grietje de Jong geheeten
Die wellicht, ook dien zoon in Liefd niet kon vergeten
Voorzover heeft dien zoon geeischt, - nog in zijn leven
Mijn moeder moet bij mijn in ’t graf, weder worden gegeven
Wat schouwspel, in zulk graf niet waar, mijn oud vrind
Als men de ’Liefd’ als ’t waar in ’t graf terug gevind
Wat schouwspel zie ik daar voor mij, toch niet afschuwelijk
Want Gods stem spreek er in: zoek, zoek mijn Hemelrijk
Daar zijt gij dan ontdaan van ’s wereldsch slommeringen
En kan met die daar zijn ter eer, van ’t gansch heelal,
Het Halleluja zingen.
Wat is den mensch gezegd eenmaal, eenmaal te sterven
En dan, dan is voor hem ‘van God gena’ te erven
Het erfdeel uit gena maar daartoe ook naar ’t leven
Dan zal des ’s Heeren Liefd’ dat Erfdeel zeker geven.
Deze mijn uitvoering en gedachte weergegeven aan mijn Oude vriend – door,
A. Velthuizen Az Sr.
C 65
Ridderkerk, 1906