De Mauritsweg zoals hij vroeger was.
Ik ben op 28 april 1928 geboren in IJsselmonde aan de Smeetslandsedijk. Ik ging daar op de Prinses Julianaschool en na schooltijd om half vier zat ik al bij de boerderij van Kooiman die zo’n 80 paarden had en tachtig bunder land, helpen met de paarden enz. Op zaterdagavond bracht ik de paarden met zestien achter elkaar naar waar nu Verolme zit tot maandagmorgen. Als ik dan op school zat die aan de Hordijk stond en ik hoorde een paard en wagen aankomen ging ik even staan om te zien wie daar voorbij ging. In die tijd keek je van IJsselmonde tot aan het Feijenoord stadion, dat was allemaal land. Bij boer Kooiman werkte ook Arie de Bruyn, die was bouwknecht. In het najaar ploegen en in het voorjaar zaaien en daarna koren maaien enz. Hij is later voorzitter geworden van v.v. Slikkerveer. Hij heeft daar zelf ook gevoetbald. Als hij ’s morgens naar het land ging nam hij acht paarden mee. Hij ging met vier aan het werk en na schafttijd zette hij die vier anderen ervoor. Hij ploegde met vier paarden en ik reed mee. Als jongen klom ik zelf op zo’n paard, ik pakte zijn manen beet en hees me er zo op.
Na schooltijd heb ik nog een poosje gewerkt bij groenteboer Kamp die twee huizen verder woonde. Het was oorlog en je kon niks kopen zonder bon dus zat ik ’s avonds bonnen te plakken.
Daarna, ook nog in de oorlog ben ik bij Piet Smit gaan werken als hulpafschrijver in de scheepsbouw. Lijntje vasthouden, plaat afcenteren en erop schrijven wat het was bekboord of stuurboord. Mijn vader werkte daar ook, die was op zijn zestiende daar begonnen. ’s Morgens ging je achter de poort en ’s avonds er achter vandaan en dan moest je ze zien draven op thuis te komen. Ik dacht; ‘als ik dat mijn hele leven moet doen hou ik dat niet uit.’ Maar de Duitsers hebben toen het hele spul opgeblazen. Dus moest ik naar huis en van lieverlee ben ik bij de Gebr. Klootwijk terechtgekomen. Dat was een loondorsbedrijf die ook koeien had en drie paarden.
In die tijd waren er nog geen combines dus het koren werd gemaaid, op het land gedroogd en in de schuur gereden. En als dan het seizoen voorbij was gingen de boeren dorsen. Dan reden we er naar toe met een tractor die op houtgas liep, want petroleum waar hij eigenlijk op liep was er niet en die tractor dreef dan de dorsmachine aan met een leren band. Dan was je met een man of zeven bezig met dorsen. Dat gaf erg veel stof, vooral als het graan niet helemaal droog geweest was dan had je schimmelstof en vlogen de ratten over je handen heen. Die zakken graan wogen zeventig kilo en die moesten weggedragen worden op de rug. We moesten ook wel eens naar Heerjansdam en dan had je met die tractor bijna een halve dag werk om er te komen.
Ik ben ook nog eens met een dorsmachine naar Rozenburg geweest, met de boot, dat was wel persen om hem er op te krijgen. Tijdens de oorlog hebben we nog aan de Valkeniersweg gestaan om te dorsen want al die plantsoenen hadden ze ingezaaid met tarwe. Stond je midden in de stad te dorsen, ik zie me nu al staan op de Coolsingel. Als ik ‘s morgens begon moesten er eerst 15 koeien gemolken worden, ik verkoop nu dus niet alleen melk ik weet ook nog hoe ik het er uit moet krijgen.
Honger heb ik niet geleden in de oorlog In de hongerwinter hebben we ook nog voedselpakketten gereden die gedropt waren. Ik heb wel gezien dat een baaltje suiker of boter kapot gevallen was en dat ze het zo met hun handen zaten te eten.
Vervolg Praten met Arie van der Wilt deel 2.