Mevr. Hanny Boele – Eschhauzier (1936 – 2003).
Ik ben geboren in Modjokerto, dat is in Oost Java, een uurtje van Soerabaja vandaan, daar heb ik 10 jaar gewoond. We zijn in 1946 teruggekomen naar Nederland. Ik heb daar prettige en minder prettige jaren meegemaakt want we hebben ook de kampjaren bij de Jappen doorgebracht. Wij hebben met drie kinderen en mijn moeder in het kamp gezeten. Gelukkig hebben we het allemaal overleefd, mijn vader ook en daar ben ik mijn moeder erg dankbaar voor. Pas op latere leeftijd ga je dat beseffen wat ze doorgemaakt heeft met drie jonge kinderen, heel erg warm, geen eten, geen medicijnen, dat is iets wat je eigenlijk vergeet. Het was een vrouwengemeenschap en ik heb daar voor het eerst van mijn leven echte haat meegemaakt. Je begrijpt dat als kind niet, maar later wel. Ja, dat is wel een ervaring geweest.
In de oorlogsjaren waren wij echt nog kind; ondeugend, stout en tegelijkertijd zag ik dat mijn moeder het erg moeilijk had. Overdag zagen we haar niet want ze was de hele dag aan het werk in de gaarkeuken en ik had de zorg voor mijn jongere broertje die eind ’40 geboren was en dus nog niet goed kon lopen en mijn oudere zusje moest op de velden werken. Ik denk dat ik als kind een te grote verantwoordelijkheid gehad heb voor mijn broertje. Toen wij terugkwamen in Nederland zei mijn moeder tegen de familie: ‘ik wil van die twee meisjes nog meisjes maken’, want zij vond dat wij twee oude vrouwtjes waren want wij hadden zo ontzettend veel meegemaakt; in het kamp en onderweg aan boord, dat is onbeschrijfelijk. Maar zij wilde dat wij, voor we de puberteit ingingen, nog even een zorgeloze jeugd hadden.
Ik denk dat al die ervaringen wel bepalend zijn voor je karakter later, een mooi voorbeeld is dat mijn kinderen, toen ze van die tijd hoorden, mij een beetje geanalyseerd hebben en tot de conclusie kwamen dat ik, doordat ik die ervaringen gehad heb als kind, zo’n soort moeder voor hen was. Wij waren een van de eerste transporten die terugkwamen. Koningin Wilhelmina is nog aan boord geweest. Ik was toen ziek, ik had de mazelen en ze is nog in onze ziekenzaal geweest. Ik wist dat ze zou komen en ik had een hele hoge verwachting van de koningin maar dat werd een grote teleurstelling. Ik had gedacht een mooie grote vrouw te zien met een kroon en toen kwam Wilhelmina in de deuropening, een klein vrouwtje in een bontjasje gewikkeld en dat was dan de koningin. Wij hadden natuurlijk ook nooit plaatjes gezien van het koningshuis.en als je dan aan een koningin denkt dan denk je aan een statige vrouw met een kroon. Ja, dat was toch wel een teleurstelling.
Op de boot sliepen we gescheiden, je zag elkaar wel eens een keertje op het dek. Het was een hele gekke reis eigenlijk. We zijn gestopt in Port Said om winterkleren te passen want we kwamen midden in de winter aan en we hadden niets, alleen de kleren die we in het kamp aanhadden. De boot was ontzettend vol en er stierven veel mensen onderweg die ter plekke werden begraven, het schip verminderde even snelheid en ze gingen gewoon overboord. Dat heeft ook een diepe indruk op mij gemaakt Ook in het kamp hebben we veel sterfgevallen meegemaakt, als iemand ziek werd ging hij waarschijnlijk dood. Wij zijn met vijfduizend mensen in het kamp gegaan en na drieëneenhalf jaar waren er nog tweeduizend over. En dat maakt ook wel indruk.
Teun Rijsdijk.
Vervolg Praten met Hanny Boele deel 2.