Jeugd.
Ik ben geboren op 5 juni 1929 in Rotterdam, in het westen. Mijn ouders hadden daar een kruidenierswinkel in Delfshaven. Mijn vader was van mening dat ik als dochter eerst de huishoudschool moest doen voor ik een verdere opleiding kon gaan volgen. Helaas heb ik deze school maar twee jaar kunnen bezoeken want wij werden verdreven door een bombardement op 31 maart 1943, een fout van de Engelsen die het havengebied wilden bombarderen. Daarbij zijn veel mensen omgekomen, wij gelukkig niet. Wij als kinderen zijn toen in Overijssel geweest en na een halfjaar kregen we een nieuw huis in Rotterdam-zuid in Tuindorp De Vaan. Daar heb ik de rest van mijn jonge jaren doorgebracht. Toen de oorlog afgelopen was, was ik 16 jaar en het was eigenlijk heel gewoon dat je dan ging werken. Ik solliciteerde bij de PTT in Rotterdam en ik werd aangenomen op het kantoor Botersloot. Daar heb ik zeven jaar gewerkt.Tijdens mijn PTT periode ben ik naar aan avond MULO gegaan, dat bestond toen nog. Drie jaar lang vijf avonden per week naar school en overdag werken.
De kweekschool voor vroedvrouwen.
Voor de vroedvrouwenschool moest je een toelatingsexamen afleggen in de Rolzaal van het Binnenhof in Den Haag. Honderdvijftig à tweehonderd meisjes die een examen deden voor zestig plaatsen, dus er moesten er veel afvallen. Ik zat bij die zestig en ik werd geplaatst in Rotterdam. In het begin kregen we veel theorie en weinig praktijk maar dat veranderde naarmate de opleiding vorderde. Wij kregen les van Gynaecologen maar ook van Meesteressen Vroedvrouw waar wij een heilig ontzag voor hadden. Een keer per veertien dagen mochten we van zaterdagmiddag tot zondagavond naar huis. We moesten op straat een uniform dragen, zwarte kousen, zwarte schoenen, een wit schort en een witte muts op. Toen ik mijn diploma gehaald had suggereerde één van mijn broers om eens in Ridderkerk te gaan kijken want dat was toen een groeigemeente. Dat was in het jaar 1956.
Naar Ridderkerk.
Toen heb ik de weg gevolgd die ik dacht te moeten gaan: het gemeentehuis opgebeld en de burgemeester te spreken gevraagd en die wees ons op de oudste huisarts destijds dr. De Wijn.
Dr. de Wijn opgebeld en gezegd dat ik een pas afgestudeerde vroedvrouw was en dat ik graag een praktijk wilde beginnen. ‘Ja’, zei dr. De Wijn, ‘graag, maar er is hier een vrouwvrouw, weliswaar oud en met geen grote praktijk maar ze is er wel. Ons fiat heeft u en wij zullen er voor zorgen dat ook de gemeente het goedkeurt maar u moet wel met die vroedvrouw gaan praten.’
Dus ik naar de Willemstraat. Daar woonde mevrouw Van Lienden en ik vertelde haar dat ik een pas afgestudeerde vroedvrouw was en graag een eigen praktijk wilde beginnen. Nou, ik kreeg eigenlijk de kous op de kop: ik kon het beter niet doen want het zou me toch niet lukken. Dat was tegen de verkeerde gezegd want dat was juist een reden om het wel te doen.
Nadat ik mijn diploma had laten verifiëren door de burgemeester, dat moest, ben ik weer teruggegaan naar Ridderkerk en heb gevraagd of ik een huis zou kunnen krijgen. Juist in die tijd werden in de Schoutstraat huizen opgeleverd. In die tijd stonden er drie winkels op het Raadhuisplein; van Flach, Verschoor en Den Otter, het café van Heijman en de muziektent. De AMRO-bank was net klaargekomen en verder allemaal weiland, voor de rest was er niets.
Ik ben begonnen met mijn spreekuur op 17 oktober 1956. Het huis was nog niet helemaal klaar maar op aanraden van de huisartsen die er toen waren; dr. De Wijn, dr. Den Hartog, dr. Crezee samen met zijn schoonvader dr. Hoogzand, dr. Bouwman, dr. Boomsma en dr. Nolen ben ik gestart.
Zij raadden me toen aan om vast spreekuur te gaan houden want als je begint dan ga je pas geld verdienen als de patiënten, we spreken altijd van patiënten, bevallen zijn. Dus als ze zes maanden van tevoren komen moet je die tijd overbruggen. Dus als je in oktober begint komen er pas in januari kinderen. Het leuke was dat ik in november van dat jaar al m’n eerste bevalling deed. Dat was snel maar er waren patiënten van huisartsen overgekomen naar mij want die artsen hadden gezegd: ‘gaat u maar naar mevrouw Struijk, die doet de bevalling wel.’ Dat was voor de mensen ook wel wennen want er was wel een vroedvrouw maar die was oud en deed bijna niets meer en ik was nog jong.
Maar ik moet u zeggen dat het goed verlopen is. November, december, er kwamen steeds meer patiënten en bevallingen en toen ik twee jaar op Ridderkerk was had ik eigenlijk al een goede praktijk, mede dank zij de huisartsen die erachter stonden want dat is belangrijk. In Ridderkerk doet nu nog één huisarts bevallingen. Het eerste jaar had ik zestig bevallingen, het tweede jaar honderdvijftig en het derde jaar 198. Het topjaar was 476 bevallingen, het is haast onmogelijk, drie in twee dagen dat klinkt wat vriendelijker dan anderhalf kind per dag. Ik heb geboortes van baby’s van wie ik de vader of de moeder bij hun geboorte ook in mijn armen heb gehad en dat is erg leuk.
Vernieuwingen.
Natuurlijk zijn er ook vernieuwingen in mijn beroep. Eén van de eerste was dat we geen vroedvrouwen meer heten maar verloskundigen, maar ik gebruik nog graag het woord vroedvrouw. Die verandering ligt ook in het feit dat er ook mannen zijn die dit beroep uitoefenen en die kun je geen vroedvrouw noemen. Verloskundige dus, dat staat ook op mijn deur. Kijk, een kind wordt nog precies zo geboren als vroeger maar de zorg en de nazorg van dertig jaar geleden was anders dan nu. Het beroep van verloskundige heeft niets met je leeftijd te maken, je houdt van je beroep en je leeft ervoor wat inhoudt dat je er alles aan doet om moeder en kind zo optimaal mogelijk te helpen. De verloskundige begeleidt de zwangere vrouw vanaf de tweede maand tot zes weken na de geboorte. Hier in Ridderkerk hebben wij een heel goede samenwerking met de huisartsen en ook met de gynaecologen in de ziekenhuizen.
Natuurlijk bestaat mijn leven niet alleen uit werken, ik heb b.v. sinds drie jaar pianoles, ik sta één uur per week op de tennisbaan en in de winter ski ik veel met een aantal bijzonder leuke vriendinnen waarmee ik ieder jaar naar de wintersport ga.
Dit interview werd voor u op papier gezet door Teun Rijsdijk.