Jan was een geboren en getogen Ridderkerker die aan de Kerkweg geboren is waar nu de Burg. De Zeeuw straat loopt dus dat huis staat er niet meer. Mijn vader had daar een tuinderij maar in de crisisjaren was dat geen rooskleurige situatie en in 1936 of 1937 heeft hij er mee moeten stoppen. Daar heb ik mijn jeugd doorgebracht met veel plezier. Omdat we aan de Kerkweg woonden zijn we ook op de school daar geweest van mijnheer Bouwman. Die school staat er nog, na nieuwbouw van de oude. Onze oudste heeft daar nog op de kleuterschool gegaan. “Laat de kinderkens tot mij komen”was de lijfspreuk van de school. Dat stond er ook op.
Adrie is geboren op Bolnes maar daar heeft ze maar 1 jaar gewoond daarna is ze naar Ridderkerk verhuisd. Zij heeft boven bij de oprit van de Kievitsweg naar de dijk gewoond in een dubbel winkelpand waar aan de ene kant de winkel van Jamin was, van de familie Groen die ook een schildersbedrijf had en aan de andere kant de ijzerwaren en gereedschappenwinkel van haar vader, van Heteren.
Omdat haar vader in de WW dreigde te komen en haar moeder niet naar de steun wilde, wilde ze een manufacturenwinkel beginnen maar omdat mijn vader dat niet zag zitten zijn ze een ijzerwaren en gereedschappenwinkel begonnen. Dat liep als een trein en na een paar jaren is mijn vader, die nooit werkeloos geweest is, gestopt om in de winkel te gaan werken. Haar moeder stond in het begin alleen in de winkel en op een dag kwam er een aannemer die vroeg; ‘heb je een kikker voor me’. Mijn moeder stond een beetje raar te kijken en ze dacht; ‘hou je mij nou voor het lapje of niet’. Mijn moeder zei ‘wat moet je hebben; een kleintje of een woerekerd. Hier in de sloot zitten er genoeg.’
Toen bleek dat een kikker een koordhouder is om een vlag vast te zetten of zoiets maar dat waren van die vakuitdrukkingen. Maar daar is ze wel ingegroeid.
De winkel stond vlak naast de ‘rijke buurt’ en hoe komen ze aan die naam? Toen die huizen gebouwd werden, het waren arbeiderswoningen, kregen ze de bijnaam ‘rijke buurt’ omdat ze een grote tuin achter het huis hadden wat voor die tijd een rijk bezit was. Al die tuinen werden als moestuin gebruikt en nu nog.
Ik heb op de Kerstenschool gegaan, mijn vader en moeder waren van de Geref. Gemeente en dan ging je automatisch naar de Kerstenschool.
Hoe wij aan elkaar zijn gekomen is een verhaal apart.
Net na de bevrijding werd er een bevrijdingsoptocht gehouden. Ik zat op de Hervormde meisjesvereniging. En Jan op de Jongelingsvereniging. Er was toen door het Zweedse Rode Kruis brood gebracht en blikjes met eten. Wij hadden een aanhangwagentje achter de fiets en daar hadden wij een boot van gemaakt, mast er op, toeter erin en dat beeldde het Zweedse Rode Kruis uit. Ik wou er wel in zitten want het was ons karretje maar toen moesten we iemand hebben die zou trekken. De presidente van de meisjesvereniging zei: ‘ik weet wel iemand: Jan van ’t Zelfde. Wij er naar toe, hij zat toevallig in het bad, de teil, en hij wou het wel doen Dus hij heeft het karretje geduwd maar hij had geen goeie schoenen aan z’n voeten, die waren te klein en toen zijn we helemaal bij de voetbalver. RVVH aan de Molendijk Daar moesten we opstellen. De tocht ging helemaal via Rijsoord, Bolnes en Slikkerveer. Toen we van Bolnes terugkwamen, langs ons huis weer naar de Molendijk, kon hij niet meer lopen en toen zijn we bij ons huis afgehaakt.
M’n moeder had met hem te doen en die zei, en dat was heel wat voor die tijd; ‘lust je een kop chocolademelk’? Toen kreeg hij een kop bloedhete chocolademelk en toen had hij ook blaren op zijn tong. Zo hebben wij elkaar leren kennen.
Teun Rijsdijk.
Vervolg Praten met Jan en Adrie van 't Zelfde deel 2.