Contact gegevens

Kerksingel 26
2981 EH  Ridderkerk

Email algemeen: info@oudridderkerk.nl

Bankrekeningnummers:

NL40RABO0355484838

NL93INGB0004208049

KvK-nummer: 41126694

RSIN: 009623851

 

Openingstijden:

 

Woensdag 13:30 - 16:30 uur
Donderdag 13:30 - 16:30 uur
Vrijdag 13:30 - 16:30 uur
Zaterdag 13:30 - 16:30 uur

 

Toegang is gratis!

Expositie Agenda.


Donateur worden?


Privacy-verklaring


Deze website wordt gebouwd, onderhouden, gehost en gesponsord door:


 

Jan van Vuuren en zijn vrouw Neel voor hun winkel aan de Ringdijk Slikkerveer.

 

Ik ben in 1925 geboren in Slikkerveer. Mijn vader kwam van Oud Beijerland maar werkte in Slikkerveer. Mijn moeder kwam van IJsselmonde en ze zijn elkaar ergens halverwege tegengekomen bij de stenen paal op Bolnes, dat was de grens van Bolnes en IJsselmonde. 
Nadat ze getrouwd waren zijn ze een winkeltje begonnen op Slikkerveer. Ze hadden samen 2300 gulden, wat voor die tijd best veel was. Ze bouwden er een huis van, ze richtten het in en ze begonnen er een textielwinkeltje in. En dat allemaal van 2300 gulden. Er was in Slikkerveer nog een textielzaak van Slooff dus moesten zij daar niet in de buurt gaan zitten. 
Als je van Ridderkerk af kwam had je eerst bakker de Kool en dan de schilder Reedijk en dan Rietschoten, een fotozaak. Dan kwamen wij met daarna een winkeltje waar je een meter naar beneden moest, vrouw de Joode noemden we dat die kruidenierswaren verkocht en dan had je ook vrouw Verschoor, dat was een iets groter winkeltje. Dan had je ook nog vrouw Labrijn, die verkocht olie en kaas. Ik werd er vaak op uit gestuurd en dan zei mijn moeder; ‘haal eens een pakje boter’, dat was dan roomboter, of ‘haal eens een pakje butter’, en dat was dan margarine. Wij hadden het thuis niet slecht maar wij aten altijd butter want mijn ouders waren ontzettend zuinig. Er was ook nog een kruidenier van Noort.

 

School.

Ik zat als klein kind op de Christelijke School die na een jaar naar het Churchillplein ging. Die school heette toen anders maar hoe weet ik niet meer want pas na de oorlog is dat plein Churchillplein gaan heten. Meester Dirksen was het hoofd, dat was een fijne man die zo goed was dat hij de lakens uit de kast van zijn vrouw stal om ze aan arme mensen te geven.
Dan had je nog meester Plaisier, ook een aparte. Ik haalde op een keer iets uit wat niet goed was, hij stond met zijn rug naar me toe en zei; ‘Jan ik zie wat je doet want ik heb ogen van achteren.’ Ik vertelde het thuis aan mijn vader die zei; ‘nou, het zal het…...oog wel geweest zijn’. Ik zal het hier niet herhalen want het was niet zo netjes.
Wij waren thuis niet zo religieus maar mijn ouders deden me naar die school om er toch wat van op te steken. Ik kwam eens thuis nadat ik op school gehoord had over de Israëlieten. Nou hadden wij vlak bij ons een vrouw wonen die met haar voornaam Liet heette die een zoon had die Kees heette. Maar iedereen noemde hem ‘Kees van Liete’. Dus ik kwam thuis en vertelde; ‘de meester heeft verteld van Kees van Liete’. Ook leerde ik eens een psalmversje waar in voorkomt; ‘eis van mij vrijmoedig.’ Dat had ik ook maar half verstaan. Nu was er in die tijd een veerman die Nijs Verveer heette en ik zong dus thuis ‘Nijs vrijt met mijn moeder.’
Wij hadden ook een juffrouw Hoogenboezem en ik was min of meer verliefd op dat mens hoewel ik in die boezem toen nog geen erg had. Ik had een vriendje Joost van Beek, nee niet de dirigent, wiens vader baas was bij de Groot en van Vliet. Daar keken wij tegen op, baas zijn was niet niks. Ik had nog een vriend Aad Bothof diens ouders hadden op de hoek van de Oranjestraat en de prins Bernardsdraad een groot gebouw dat ‘de Lunchroom’ heette. Daar tegenover waren toen weilanden met knotwilgen.
Ken je Cor Bedaf? Als je kandidaten zoekt voor dit programma heeft Cor me iets geleerd waar je misschien wat aan hebt; Cor zei b.v., “Joh, die vent is geen echte Ridderkerker. Hij weet niet eens wat elfrank is.”
Elfrank groeide soms in wilgenbomen, dat haalden wij eruit en kauwden erop. Het smaakte een beetje zoet en elke oud Ridderkerker of Slikkerveerder weet wat elfrank is. (Elfrank heet officieel Bitterzoet. Het is net als de aardappel en de tomaat een lid van de nachtschadenfamilie en is licht giftig. Het komt nog steeds voor de de Gorzen. T.R)  Dat is dus een test om er achter te komen of je met een echte Ridderkerker te doen hebt.
In de buurt van slager Buzink en de manufacturenzaak van Sloof had je een sloepenwerf van Bothoff die ‘moge Bothof’ genoemd werd want dat zei hij als je hem tegenkwam ‘moge’. Het was de opa van die vriend van de lunchroom en wij hadden vrij toegang tot die werf waar wij kano’s hadden liggen waar wij de rivier mee op gingen wat toch, achteraf gezien, wel link was voor jongetjes van 13, 14 jaar. Aan de overkant van de rivier had je een klein zandstrandje waar wij dan naar toe gingen en daar heb ik veel tijd doorgebracht.
Ik ben ook nog op de padvinderij geweest met Alex Rijnsaart, die jongen van Bothof en met Theo de Joode een kleinzoon van vrouw de Joode van dat kleine winkeltje. Hij is nu directeur op de scheepswerf van Smit aan de overkant van de Noord.
Later ben ik naar de MULO gegaan die ik niet afgemaakt heb. Thuis zeiden ze ‘als je niet zo’n zin heb om te leren ga dan maar lekker werken.’ Ik heb wel veel cursussen gedaan, meest in de textiel. Maar dat was pas na de oorlog.

 

De oorlog.

Ik was 14 jaar toen de oorlog begon. 
Slikkerveer was de tweede of de derde dag al bezet. Er kwamen parachutisten en wij praatten gewoon met die lui. Door de radio zeiden ze; ‘Geen snoep aanpakken van die gasten want dat is vergiftigd’, maar mijn vader zei; ‘Ben je gek. Dat zijn ook gewone jongens die gestuurd worden. Hij geloofde niet in dat verhaal, hoewel wij natuurlijk, evenals de meeste mensen, niet zo Duitsgezind waren in die tijd. Ze kwamen ook in de winkel en ze keelpijn hadden kochten ze bij ons rooie zakdoeken  die ze om hun hals deden. Ze betaalden met een Duitse Mark die toen vijfenzeventig cent waard was. Maar die zakdoeken kostten 59 cent . Je moest dus een zakdoek geven en 16 cent terug . Wat deden we dan? Omdat wij dachten dat dat Duitse geld niks waard was deelden wij die zakdoeken gratis uit aan de Duitsers want dan hielden we in ieder geval die zestien cent in onze zak omdat wij dachten dat binnen 14 dagen de Engelsen die Duitsers wel weer weg zouden jagen. Een maand later was die Mark 95 cent waard dus we hadden extra kunnen verdienen maar toen was het te laat. Zo naïef waren wij.
Op een dag kwam er een Duitser binnen die wel 20 truien pakte en ons een brief gaf met; ‘de Führer betaalt.’ Wij durfden niks te zeggen. Een paar dagen later kwam er een andere Duitser en wij met dat papier naar hem toe. Hij vroeg; ‘wie heeft dat gedaan?’
Wij wisten het niet. Hij zei tegen mijn moeder, die de zaak dreef omdat mijn vader bij Electro werkte, ‘Ik zet ze allemaal op een rijtje en dan wijs jij degene aan die dat gedaan heeft.’
‘Dat doe ik niet’, zei mijn moeder, ‘stel je voor dat die man doodgeschoten wordt.’
Later kwam die man, een officier, al die truien weer terugbrengen, dus de Führer hoefde niks te betalen. 
Ik had een vriend, Alex Rijnsaart. Je moet niet denken dat de Duitsers met nieuwe tanks naar Slikkerveer kwamen, welnee, ze kwamen met paard en wagen, voorop iemand die het paard mende en achterop lag er een te slapen. Op een keer, erg wijs was het niet, pakte Alex van die slapende vent z’n geweer en reed er zo mee naar huis. Echt gebeurd, misschien heeft hij het geweer nog wel.