Tijdens de expositie “Van Dorpsschool tot Oudheidkamer” in oktober 2008 had Oudheidkamermedewerker Dick de Winter een gesprek met oud-leerling Job Vlasblom, die ons in gedachten terugvoert naar het midden van de vorige eeuw. Job Vlasblom was vanaf 1937 leerling op de Singelschool. Hij werd op 7 oktober 1931 geboren aan de Benedenrijweg in Ridderkerk en is nu dus 76 jaar. Het verhaal van Vlasblom bestaat uit drie delen. Het eerste deel, dat hieronder staat afgedrukt, hebben de donateurs van de Stichting Oud Ridderkerk al kunnen lezen in “Bulletin”.
‘We woonden om zo te zeggen in, bij weduwe Ooms en haar vrijgezelle dochter Teuntje. Ken je die niet? Schatrijk waren ze. Wij woonden in hun kleine arbeidershuisje, van 1920 tot 1938. Toen konden we gelukkig een huis van Patrimonium huren. Die huizen, vijfentachtig waren het er, lagen als een eilandje in het boerenland. O, wat was het klein daar in dat arbeidershuisje. Mijn vader en moeder hadden elf kinderen. Het huisje had twee bedsteden. Daarin sliepen mijn vader en moeder en de allerkleinsten. De groteren, mijn broers en zussen, die sliepen op de hanenbalken van de ernaast gelegen schuur. Daar stonden onze bedden. Zonder poten, want als die wel op de hanenbalken zouden staan, konden de bedden naar beneden vallen. Een gordijntje was aangebracht om de jongens van de meisjes te scheiden en wat privacy te gunnen. Maar daar werd niet zo moeilijk over gedaan. En met storm (Job Vlasblom lacht) dan ging het daar op die hanenbalken heen en weer. Het was wat. Alle arbeidershuisjes op de dijk waren zo klein. Ga maar eens de hele dijk rond van het eiland IJsselmonde. Je zal het zien. Beneden stonden de grote rijke, ruime boerderijen’.
De Singelschool.
'Ik ging in 1937 naar de Singelschool. Vanaf 1906 zaten er kinderen van de familie Vlasblom op die school. Hij wijst op de foto van 1906 die op tafel ligt. Dáár, mijn vader, die daar met de geblokte das.
Meester de Weerd was het hoofd der school. Een goede man, streng maar rechtvaardig. Ja, streng moest je wel wezen, anders liep het uit de hand. We zaten met z'n tweeën in de bank. Het was allemaal klassikaal. Heel wat jaren terug kwam ik, samen met Henk van ’t Zelfde, de meester nog eens tegen, Henk vroeg: ''Bent U meester de Weerd?”. "Ja", zei hij. Henk herkende hij nog. Mij keek hij zwijgend aan. "Ik ben Job Vlasblom", zei ik. "O, nou zie ik het", was zijn antwoord, "toen had je zwart haar!"
Ik zat in een klas met ongeveer 25 kinderen. Meester de Weerd had klas 6. Juf Bode klas 1. Wie er in klas 2 zat weet ik niet meer. Er waren wisselingen. Ik geloof ene De Vreede. Hij is maar kort geweest. Juf Slooff zat in klas 3. De klassen 4 en 5 zaten bij elkaar in een van de grote lokalen langs de Kerksingel. Via het spreekkamertje dat naast de ruimte lag waar de schriften en kaarten werden opgeborgen, liep je de tuin in. De Ds. Kerstenschool zat achteraan. Vier lokalen, ja er zat een verdieping op. Er was geen verbinding tussen de beide scholen. De kinderen moesten via de Kerksingel en het Kerkepad naar de achterkant waar hun ingang van de school was. Dan was het knokken geblazen. De animositeit tussen de scholen was enorm. Ach, we hadden allebei schuld.
Maar ja, zij moesten bij ons langs en dan .... Bij het schoolplein met die rare hoeken stonden aan het Kerkepad nog drie huisjes'.
‘Voor onze Singelschool begon het schooljaar op 1 mei. Natuurlijk, ik heb lezen geleerd met het leesplankje. Een oom van me, meester Hamel, heeft ook nog op de Singelschool lesgegeven. Hij is later naar Numansdorp vertrokken, werd daar hoofd. Er hebben ook nog twee meesters Emck lesgegeven. Eentje woonde in een klein huisje aan de Molensteeg’. Job Vlasblom wijst op een andere foto. ‘Kijk daar heb je meester Kok. Je kon zo zien op het rapport of je bij hem in de klas had gezeten: zeker drie punten lager waren de cijfers dan. Het is niet leuk voor hem afgelopen. Hij sloeg en de knokkel en de ring van hem konden gemeen aankomen. Toen hij dat een keer bij een van de leerlingen deed, vloog die naar de gang, pakte zijn klomp en sloeg de meester daar keihard mee op zijn hoofd. Vanaf dat moment heb ik meester Kok nooit meer gezien. Hij zal wel naar een andere school zijn overgeplaatst.
En Floralia? Wat was dat precies?
Job Vlasblom direct: ‘Wie herinnert zich dat niet. Iedereen kreeg in het voorjaar een stekje. Een afrikaantje of zo iets. Daar moest je dan voor zorgen, opkweken zogezegd. Wie het grootste bloemetje had gekweekt kreeg een prijs. Er waren er bij die met een teil vol bloemen in september binnenkwamen’. Job weet ook nog van de kolenkachel: ‘De kachel die in de klas stond was rond en zwart. Het stelde niet veel voor dat ding. Het grootste gedeelte van ons liep op klompen. Die mocht je in de gang zetten. Had je schoenen dan kon je die rond de kachel zetten. Hoe het dan komt dat op schoolfoto’s geen klomp te zien was? De komst van de schoolfotograaf werd van tevoren aangekondigd. Iedereen werd op het hart gedrukt zich goed te wassen, netjes aan te kleden en geen klompen aan te doen. Vandaar’.
De kinderen schrijven nu met een balpen of ook wel met een vulpen. Hoe was dat bij jullie?
‘We schreven al in schriftjes. Nee, niet op leitjes. Schuinschrift, zo schrijf ik nog. In de oorlog was het soms zo koud dat je niet schrijven kon’. Kregen jullie handvaardigheid op school? ‘Nee, ook geen kennis der natuur zoals ze nu wel krijgen. Toch vond ik het niet saai op school. Ik vond het leuk om te leren. Ik ben nu 18 jaar thuis, met pensioen, en nog altijd elke dag bezig. Ik maak Tiffany, raamhangers, met gekleurd glas. Daar heb ik lol in'.
‘O dat gymlokaal! Wie gym gaf? Dat deed de leerkracht zelf. Nee, geen oefeningen aan de ringen, dat was link, wel met de ladder. Voor de rest was het eenvoudig: beetje rennen en een beetje springen. Voor de gymles werden uit het opbergkamertje naast de spreekkamer van meester de Weerd een stapel gymschoenen naar buiten geschopt. Hup, zorg maar dat je twee goede zwarte gymschoenen bij elkaar kon vinden. Leuk was dat. Ik ben ook nog even lid geweest van de gymvereniging OKK. Die trainde in de gymzaal van de Singelschool. Ik al vroeg erheen. Je moest je netjes gedragen, want als je zoals ik ook daar op school zat, nou dan zwaaide er wat. Ik alvast aan de ringen. Maakt er zo’n jongen de touwen aan de wand los. Ik val zowat dood op de grond. Ik pak die jongen vast en verkoop hem een paar peunen. Komt net de heer Bisdom binnen, en die was streng. Drrrruit jij, verordonneerde hij. Ze hebben me niet meer gezien’.
'In de oorlog hadden we toch al genoeg beweging. Iedereen liep naar school. Want je was veel te bang dat je fiets gestolen werd. Mijn vader was ijzerwerker op de scheepswerf van Pot; hij werkte in Bolnes. Dat was het verst weg van ons allemaal. Dus hij had de fiets. De rest van het gezin moest lopen. Ik weet nog dat toen een andere jongen later een fiets kreeg, de hele buurt er omheen kwam staan'.
Vervolg Praten met Job Vlasblom deel 2.