In de eerste helft van de 19e eeuw, ontwikkelde zich in Ridderkerk een intensieve scheepsbouwindustrie. In de daarop volgende decennia, gaf dit aanleiding tot de vestiging van een aantal toeleveranciers van verschillende aard en grootte. Dit mede als gevolg van de toenemende specialisatie van werkmethoden en gereedschappen. In het boekje van de Stichting Oud Ridderkerk Nr. 16, “Ridderkerk en zijn scheepsbouw-industrie”, werd onder meer genoemd de Firma As. Bothoff, bouwer van sloepen te Slikkerveer.
De familie Bothof/Bothoff.
Zeer waarschijnlijk was de oorspronkelijke naam van het geslacht Bothof, Pothof. Die naam wordt verklaard als een hof, een boerderij met een pot erbij, dat wil zeggen een put of kleine plas, waaruit het vee kon drinken. De Nederlandse stamvader van het geslacht Bothof, was afkomstig uit het Duitse Frankfurt am Main. In die regio, aan de Midden-Rijn, spreekt men een dialect dat van een gesproken p een b maakt. In Neder Saksen en Westfalen is de naam Pothof een veelvoorkomende naam. Families met die naam zijn in het verleden zuidwaarts getrokken en vestigden zich in het gebied van Rijn en Main. Daar werd echter hun naam echter als Bothof(f) uitgesproken.
De stamboom van de familie vertoont zes takken: de Alblasserdamse-, Dubbeldamse-, Ridderkerkse-, Utrechtse- en twee Dordtse takken. De Ridderkerkse tak heeft Hendrik Bothof (1797-1828) als stamvader en is vrij honkvast gebleven, door de banden met de werf van de familie in Slikkerveer. Hendrik (Hein) Bothof was tuinman op Huijs ten Donck en ontmoette daar een ander personeelslid: Sientje Rits, met wie hij in 1820 in het huwelijk trad. Het echtpaar kreeg acht kinderen. Hun tweede zoon Adrianus (Janus, 1822) trouwde in 1852 met Teuntje van ’t Zelfde (1818) en hun kinder-schaar telde vier nakomelingen. Hiervan zouden Hendrik (Hein, 1853), Dammis (1856) en Pieter (1864), samen met vader Adrianus, aan de wieg staan van de scheepswerf.
Bothof en Gravestein.
Op 10 september 1879 kreeg de IJsselmondse notaris H.L.Waterbeek bezoek van twee heren: Hendrik Bothof en Willem Gravestein. Het doel van hun bezoek was het ondertekenen van de oprichtingsakte van de Vennootschap “Bothof en Gravestein”, waarvan de doelstelling in de publicatie van de akte werd omschreven als:
De uitoefening van den Scheepsbouw, zoo in hout als in ijzer, de Exploitatie van een drijvend Dok, de Houtzagerij, den handel in Steenkolen, en, in het algemeen, het drijven van al zoo-danige verdere zaken als met de opgenoemde in verband staan of daarmee verwant zijn.
Een werf in verval.
Het was een ambitieus programma, waarvoor de bedrijfsmiddelen echter reeds beschikbaar waren, doordat die door scheepsbouwer Arie Smit achtergelaten werden. Arie had de Slik-kerveerse scheepswerf van zijn vader Jan Smit Fopszoon overgenomen. Na een bezoek in 1873 aan de oude Marinewerf in Vlissingen, voor het uitbrengen van een advies, besloot hij in Vlissingen een filiaal te stichten van zijn eigen werf.
Mede door de overplaatsing van bekwaam werfpersoneel naar Vlissingen, verflauwde zijn aandacht voor de werf in Slikkerveer. Adrianus Bothof en zijn zoon Hendrik zagen toch kans om de in verval geraakte werf voort te zetten. Tussen 1875 en 1879 gebeurt er officieel niets bedrijfsmatigs. Toch hebben de Bothof’s en Willem Gravestein als werfbazen zo goed en zo kwaad mogelijk voor Arie Smit en voor eigen rekening op het terrein met de vele faciliteiten, het bedrijf voortgezet. Deze periode werd afgesloten met de oprichting van de in het vorige hoofdstuk genoemde vennootschap Bothof en Gravestein.
Bothof in boten.
Het lijdt geen twijfel dat de werf As. Bothof in feite al in 1872 gestart is. De vakkennis daarvoor werd echter al eerder opgedaan en blijkt voor het eerst publiekelijk in 1853, uit de door de Ridderkerkse overheid verstrekte “Patenten”. Dit waren vergunningen tot het uitoefenen van een beroep, vanzelfsprekend tegen betaling van leges! Er is van de familiewerf een vrij gedetailleerde bouwlijst bewaard gebleven, die in 1872 aanvangt met twee “roeijbooten” voor opdrachtgever Arie Smit. Van 1872 tot 1880 werden 59 boten afgeleverd en in de volgende tien jaar al 149. Het ging in het algemeen om stalen en houten roeiboten en sloepen.
Inmiddels was de samenwerking tussen Hendrik Bothof en Willem Gravestein beëindigd en werd de bestaande vennoot-schap op 15 april 1891 ontbonden. Kennelijk werd de werf in de daarop volgende jaren zonder officiële status voortgezet, tot op 5 augustus 1896, bij akte verleden door de Ridderkerkse notaris F.H. baron d’Aulnis de Bourouill, de firma As. Bothof werd opgericht. Als doelstelling van de nieuwe vennootschap vermeldde de akte: het exploiteeren eener Scheepstimmerwerf, het bouwen en herstellen van Schepen en Vaartuigen en andere aanverwante voorwerpen en het drijven van handel in Scheepsbenodigdheden. Als venno-ten traden op: Hendrik Bothof Adrianuszoon, Boekhouder, Dammes Bothof Adrianuszoon, Scheepsbouwmeester en Pieter Bothof Adrianuszoon, eveneens Scheepsbouwmeester.
De werf had inmiddels ruime bekendheid gekregen, want in de periode 1900 tot 1910 werden al 324 boten afgeleverd. In 1922 is het boek met de bouwlijst vol en zijn er in totaal 1846 bouwnummers geregistreerd.
In het tweede deel van deze historie vindt u de lotgevallen van de werf tot aan de sluiting in 1968.
Ton Remans.
Vervolg Sloepmakerij Bothoff deel 3.