Arresleeën op de Waal.
Naar mijn idee kon je vroeger, laten we zeggen tussen 1950 en 1970, bijna ieder jaar wel schaatsen en lag er ook vaak sneeuw. Maar dat zal wel niet zo zijn. Sneeuw en ijs betekende vroeger feest voor de jeugd, evenals nu.
Ik ging op de Dr. Abr. Kuyperschool en ik herinner mij nog de sneeuwballengevechten met de leerlingen van de Ds. Kerstenschool, de ‘Kersenpitten’, zoals wij ze noemden. Ik woonde aan het laatste stukje van de Kerkweg, dat toen nog Mauritsweg heette en soms, als het genoeg gesneeuwd had, spande melkboer Wijnand de Snoo die in onze straat woonde, zijn paard voor onze sleeën die met touw aan elkaar vastgemaakt waren, voor een ritje door de straat. Meestal, dat schijn een of andere wet te zijn, brak het touw van de tweede of derde slee zodat de rest stil bleef staan en het paard er met één of twee sleeën vandoor ging. En meestal was ik ook degene die hulpeloos achterbleef terwijl het paard met de gelukkigen uit het zicht verdween.
Als het hard genoeg gevroren had mochten wij op het ijs. Mijn moeder zei altijd dat ik pas op het ijs mocht ‘als de balken er onder lagen.’ Pas op latere leeftijd heb ik begrepen dat dat een grapje was.
Wij konden over het ijs naar school, alleen de Lagendijk moesten we over klunen.
En daar was natuurlijk het ‘ijssie piepen’. Vol bravoure, met de armen om elkaars schouders geslagen over vaak te dun golvend ijs naar de overkant en daarna weer terug over ijs dat bijna kapot was. Ik was niet zo’n waaghals maar je wilde jezelf niet laten kennen tegenover je schoolmakkers. Het heeft mij meermalen een nat pak gekost en de boosheid van mijn moeder opgeleverd. Mijn vader had daar minder moeite mee, die dacht waarschijnlijk terug aan zijn eigen jeugd. Later schaatsten wij op de weteringen die nu nog links en rechts van de Oudelandseweg lopen. Meestal tot de eerste brug die we tegenkwamen omdat daaronder vaak geen ijs lag of omdat hij te laag was. Schaatsen op de wetering kon trouwens wel link zijn omdat als het gemaal werkte en er water weggepompt werd het ijs hol ging staan en kon breken met alle gevolgen van dien. Mijn vader ging altijd eerst kijken of het niet gevaarlijk was. Toen we wat groter waren gingen we op de Waal schaatsen. Daar kon je tochten maken tot Heerjansdam of H.I. Ambacht toe.
Maar eerst nog schaatsen leren. Mijn eerste schaatsen waren Friese doorlopers met zo’n halve krul aan de voorkant. Die moest je onder je schoenen binden.Meestal deed je dat niet strak genoeg en zaten de schaatsen in een mum van tijd naast, i.p.v. onder je schoenen wat heel lastig schaatste.
Mijn volgende schaatsen, zgn. rondrijders, moest ik via een sleuteltje om mijn zolen en hakken klemmen. Goed aandraaien anders verloor je ze. Ik herinner me een keer dat ik een scherpe bocht maakte en opeens de zool en hak van mijn linkerschoen verloor met de schaats er nog aan vast. Zo strak had ik ze aangedraaid. Stalen noren met schoenen waren te duur voor mij maar toen V&D in Rotterdam ze een keer in de aanbieding had heb ik ze gekocht.
De ijsbaan in Rijsoord was erg gezellig met muziek, en als ik nu nog de Koekoekswals hoor denk ik aan die ijsbaan, met ’s avonds verlichting, warme punch en leuke meiden. Sommige mensen draaiden fraaie rondjes, beentje over, en er waren er zelfs die konden springen zonder te vallen. Aan mij was dat niet besteed, ik wilde zo hard mogelijk rechtuit.
In 1963 zat ik in militaire dienst in ’t Harde en wij trainden op twee ondergespoten gravelvelden voor de Elfstedentocht. Maar door het vele rijden kwam het gravel in de bocht door het ijs en ik viel op mijn knie. Weg Elfstedentocht. Ik mocht een week lang niet lopen en ik heb de Elfstedentocht met mijn verbonden rechterbeen vooruit op een stoel op de televisie in de kantine gezien. Het werd de barre tocht van Reinier Paping en niemand van mijn strijdmakkers heeft hem uitgereden. Een paar dagen later was de begrafenis van Prinses Wilhelmina in Delft en mijn onderdeel moest de erewacht leveren.
Weer zat ik in de kantine naar de televisie te kijken, nu met wat minder spijt want ik zag mijn makkers bij bosjes onderuit gaan vanwege de hevige kou.
Zo zie je maar, elk nadeel heb z’n voordeel, en het was niet eens een schaatser die dat gezegd heeft
Teun Rijsdijk.