Rond de jaren vijftig van de vorige eeuw was het “in” om lid te zijn van een wandelgroep, en ook ik was lid van zo’n club.”Vriendenkring”was de naam. Behalve wandelen kregen we ook onderricht in normen en waarden. Op de clubavonden, die eens in de drie weken werden gehouden, werden allerlei onderwerpen behandeld. Die avonden gingen uit van de jeugdclub die aangesloten was bij het CNV.
Meestal was er voor de pauze een onderwerp dat gebracht werd door bestuurders van die bond, de meest uiteenlopende onderwerpen kwamen aan de orde, zo herinner ik me dat toen al over het milieu werd gesproken.
Na de pauze werden we bezig gehouden met een spel, ook hier zat weer een element in van scholing.
Zo was een geliefd spel om heel zacht een korte zin in je buurmans oor te fluisteren, die moest dat dan op zijn of haar beurt weer doorvertellen. Aan het eind van de kring vertelde de laatste dan het verhaal wat hij/zij had gehoord. Dat het nooit klopte met het oorspronkelijke verhaal zal ieder begrijpen.
Naast die clubavonden werd er ook druk aan toneelspel gedaan. In de wintermaanden gingen we dan op stap naar andere dorpen in de wijde omgeving om ons toneelstuk op te voeren. Dat deden we dan op jaarvergaderingen van afdelingsbonden in die plaatsen, tot groot vermaak van de aanwezigen en van elkaar. Zo herinner ik me dat we eens een toneelstuk opvoerden met een levend konijn.
Maar om weer naar het begin terug te gaan, de wandelafdeling is een verhaal apart. Iedere week een avond trainen en de zaterdagmiddag meedoen met een georganiseerde wandeltocht. Meestal liepen we 25 km, die we zingend en netjes in het gelid aflegden, want een heuse jury beoordeelde of je je wel goed aan de regels hield. Veel eerste prijzen werden door ons behaald, we waren kennelijk nogal goed afgericht.
Eenmaal per jaar liepen de heren de Rotterdammermars en dat was geen kleinigheid, 30 km op een zaterdagmiddag. De dames van de club moedigden ons vanaf de fiets aan. Helaas de vierdaagse in Nijmegen hebben we nooit gehaald, al zongen we luidkeels “wij lopen de vierdaagse mee”.
Voor radio Ridderkerk hoorde ik een aantal malen een versje dat ook vaak werd gezongen. Het is een herinnering als zovele maar deze ene laat mij niet los, want als in ’t voorjaar de vlinders spelen, dan denk weer aan die dag in ’t bos.
Daar bij een huis als van Hans en Grietje zag ik een kind zitten heel alleen,
haar heldere stem zong een lente liedje en duizend vlindertjes om haar heen.
Tweestemmig klonk het prachtig en als ik nu dat liedje hoor komen de herinneringen weer boven waarvan ik u deelgenoot wilde maken.
Uit: Herinneringen van Herman van Hal.