Contact gegevens

Kerksingel 26
2981 EH  Ridderkerk

Email algemeen: info@oudridderkerk.nl

Bankrekeningnummers:

NL40RABO0355484838

NL93INGB0004208049

KvK-nummer: 41126694

RSIN: 009623851

 

Openingstijden:

 

Woensdag 13:30 - 16:30 uur
Donderdag 13:30 - 16:30 uur
Vrijdag 13:30 - 16:30 uur
Zaterdag 13:30 - 16:30 uur

 

Toegang is gratis!

Expositie Agenda.


Donateur worden?


Privacy-verklaring


Deze website wordt gebouwd, onderhouden, gehost en gesponsord door:


 

De aardappelen worden ingekuild voor de winter.

 

Toen ik begin januari na 12 jaar weer eens op de smalle ijzers stond dacht ik onwillekeurig terug aan de winters uit mijn jeugd en alle voorzorgen die die meebrachten. Dat begon eigenlijk al in mei of juni. Een koelkast hadden wij thuis niet laat staan een diepvriezer en dus moest er geweckt worden.
Aardbeien, kersen, peren, bonen, ik zie de rijen weckflessen nog staan op de planken in de kelder. Als er toevallig eens een fles kersen of aardbeien openging was het feest want dan moest de inhoud voortijdig opgegeten worden. De bessensap voor zondag op de pudding vond ik minder geslaagd omdat die meestal nogal zuur uitpakte.
Ook zuurkool maakte mijn vader zelf. In de keuken werd een stapel witte kolen (en één savooienkooltje) neergelegd naast een wasteil met een grote schaaf erin. En dan maar schaven met halve kolen tot de teil vol was. In het tonnetje, dat mijn vader door de kuiper Ippel, die aan de Molendijk naast de visboer den Ouden een winkel had, had laten maken en dat later nog jaren als paraplubak in mijn hal gediend heeft, gingen lagen kool, zout, jeneverbessen en naar ik meen wat karnemelk. Twee halve rondjes hout erop verzwaard met stenen. En daarna elke dag de kim, het gegiste sap, eraf scheppen.
Zo werden ook zoute bonen ingemaakt maar dat deden wij thuis niet, waarom weet ik niet want de familie van mijn moeder bestond voor een groot gedeelte uit tuinders, dus bonen waren er genoeg.
In het najaar kwamen de winteraardappelen, meestal Eigenheimers. Die werden achter op het straatje gestort en daarna in de kelder opgeslagen. Dat rook altijd een beetje muf, vond ik. Op één of andere wijze kwam er ook bijna altijd een muis mee naar binnen die van de aardappels mee at.
Mijn vader was slager en aangezien bijna alle boeren en tuinders een varken hadden ging hij bij mijn ooms die beesten slachten. Het vlees werd gezouten, gerookt en er werd worst gemaakt.
Ook zuurkool, hoofdkaas genoemd, wat ik niet lekker vond. Mijn oma had altijd als wij kwamen grote gehaktballen die in een grote glazen pot met vet bewaard werden. Slecht voor hart en bloedvaten maar dat wist men toen nog niet.
Dat slachten vond ik indrukwekkend vooral als het varken, nadat de haren er afgebrand waren met een bos stro, opengesneden aan een ladder hing. Onvoorstelbaar wat er allemaal in zo’ n beest zat. Er werd ook bijna niets weggegooid.
Omdat mijn vader veel langs de weg zat bracht hij in het najaar altijd een kist ‘val’ appels mee. Dat waren zoete appels die door een of andere oorzaak, vaak wormsteek, van de bomen gevallen waren. Mijn moeder sneed de plekjes eruit, deelde de appel in vieren en reeg die partjes aan katoenen draden zodat er kettingen van stukjes appel ontstonden. Mijn buurman, die bakker was bij v.d. Linden op Rijsoord nam die kettingen mee en hing ze een paar dagen in de oven waarna we ze gedroogd terug kregen. Ze werden gebruikt in de pap en als groente en ze waren best lekker. Mijn moeder maakte eens de onvergeeflijke fout de doos met de snoeren gedroogde appeltjes onder mijn bed op de zolder te zetten. Ik kon er net bij als ik op bed lag en als er dan een snoer appeltjes uit de doos gehaald werd om op te eten was deze niet zelden incompleet. 
En dat is nog zwak uitgedrukt.
Wij hadden maar een klein tuintje achter het huis maar mensen met een grotere tuin kuilden winterwortels (winterpee), bietjes (kroten) en witlof in. Niet zelden ontdekten ze dat ook de muizen ervan mee aten. Om dat te voorkomen deed men soms kippengaas om de ingekuilde groenten heen.
Als het koud werd ging de kachel in de kamer aan en brandde de hele winter.
Er was maar één dag, of beter gezegd, nacht, dat hij uitging en dat was op 5 december, inderdaad Sinterklaas. Want de cadeau’s moesten ongehinderd door de schoorsteen.
Als het echt koud was mochten wij ons voor de kachel uitkleden en dan in één snelle ren naar boven waarna we met een kruik, ja in een oude sok, onder de gestikte deken kropen.
Dat woord gestikte was heel toepasselijk want hij was loodzwaar en je kon je bijna niet bewegen.
Je adem condenseerde in de koude lucht en niet zelden was mijn deken ’s morgens nat van die condens. Even een gat in de ijsbloemen op de ruit ademen om te kijken of het gesneeuwd had.
Als er ijs was gingen wij over de sloten naar school. Wij gingen op de Dr. A. Kuyperschool en we hoefden op weg daar naartoe alleen de Lagendijk over te klunen, verder konden we helemaal over het ijs.
Voor de school lag een sloot, het Dr. Kuyperkanaal zoals wij zeiden. Daar moest natuurlijk ‘ijssie gepiept’ worden. Je stond doodsangsten uit vooral als het dun was maar alles beter dan dat toe te geven dat je bang was. Dus rende je, vol bravoure met de armen over elkaars schouders, dat golvende ijs over, in de angstige wetenschap dat je ook nog een keer terug moest. Maar dat gaf je natuurlijk niet toe, stel je voor, de hele school stond toe te kijken.
Verlang ik terug naar die tijd?
Nee, niet echt. Het comfort dat we tegenwoordig hebben met centrale verwarming, dubbel glas, donzen dekbedden en weet ik wat niet meer heeft ons verwend.
Maar toch denk ik, als het koud is, nog wel eens terug aan die heerlijke roodgloeiende kachel waar je zo lekker voor kon liggen lezen in De Scheepsjongens van Bontekoe terwijl je de wind in de schoorsteen kon horen loeien.


Teun Rijsdijk.