Kantoor ZABO Slikkerveer.
Carrosseriefabriek met de nadruk op autobussen.
De geschiedschrijving van ZABO, eindigde in deel 2 met het einde van de Tweede Wereldoorlog. De bezetter liet een berooid land achter, waar letterlijk gebrek was aan alles. Het wagenpark was goeddeels verdwenen en wat nog resteerde, was in slechte staat of defect. Met behulp van omgebouwde ex- legervoertuigen en inderhaast geïmporteerde- en herstelde vooroorlogse bussen, werd een moeizaam begin gemaakt met het opnieuw in gebruikstellen van de lijndiensten. Om te kunnen bouwen, moest de directie van ZABO speurtochten ondernemen om materiaal te bemachtigen. Eerst in 1947 trad verbetering in en in dat jaar bouwde ZABO al 11 autobussen. Een nieuwe klant diende zich aan: de BBA. Voor deze maatschappij zou ZABO tot 1979 maar liefst 442 bussen bouwen. Begin van de jaren zestig bracht een teruggang in de busbouw. Er werd zelfs een poging ondernomen met het bouwen van recreatievaartuigen. In 1967 plaatste de BBA een grote order voor buschassis bij DAF, wat veel werk voor ZABO opleverde. Begin jaren zeventig werd de nieuwe fabriekshal in gebruik genomen. Een catastrofe betekende de brand in 1981, waarbij de oude werkplaats verloren ging. Op die locatie werd het nieuwe kantoor en magazijn gebouwd. De komst van een nieuw soort standaardbus, betekende voor ZABO op termijn het einde van de busbouw. Er werd overgeschakeld op om- en verbouw van bedrijfsvoertuigen en diverse andere opdrachten. Na nieuwe commerciële tegenslagen rond de eeuwwisseling, viel het besluit het bedrijf per 1 maart 2008 te beëindigen.
Direct na de bevrijding, in mei 1945, was de materieelsituatie bij de meeste autobusbedrijven zo dramatisch, dat hervatting van de lijndiensten nagenoeg niet mogelijk was. De carrosseriefabrieken kampten nog met een gebrek aan materialen en grondstoffen. Hierdoor kwam het herstel van de restanten, van wat eens een goed functionerend openbaar vervoer was, slechts langzaam op gang. De motoren van de bussen werden weer omgebouwd voor functioneren op benzine en dieselolie en de gasinstallaties verdwenen met een zucht van verlichting op de schroothoop. Eind 1945 kocht de overheid een groot aantal bedrijfswagens uit overtollig geworden legervoorraden. Diverse carrosseriefabrikanten vervaardigden op vrachtwagenchassis eenvoudige houten “autobuscarrosserieën”, die in de volksmond als “Hennekooien” werden betiteld. Met de toename van het aantal opdrachten en groter formaat van de voertuigen, ontstond bij ZABO al spoedig ruimtegebrek. Er werd achter de bestaande panden een ijzeropslag gebouwd. In 1947 verbeterde de grondstoffen en materiaalvoorziening en in dat jaar zag ZABO kans om ondermeer 11 bussen af te leveren.
Bussen, bussen en bussen….
In 1948 werden tussen de 50 opdrachten al 23 bussen geteld. Uit de in 1950 geopende DAF-vrachtwagenfabriek, rolden de autobuschassis BD50 en BD60 van de band. In het najaar van 1950 werd door ZABO op dit chassis de eerste DAF-bus voor TP/Rederij op de Lek afgeleverd. Er zouden nog veel DAF-bussen de ZABO-fabriekspoort uitrijden. In 1949 werd een belangrijke klant verwelkomd: de BBA te Breda. In de daaropvolgende 30 jaar zou ZABO 442 bussen en een groot aantal vracht- en bestelwagens afleveren. Hoewel busfabricage de hoofdmoot van de productie vormde, werden ook kleinere objecten uitgevoerd. Zo werden 10 stalen boten voor Sloepenwerf Bothof gebouwd. Uiteraard ontstond destijds de nodige aanrijdingschade. Ook dit vormde een interessante bron van inkomsten voor ZABO. Inmiddels was ZABO vaste exposant op de jaarlijkse RAI-bedrijfswagententoonstelling in Amsterdam. Met trots toonde het bedrijf aan het publiek wat in Slikkerveer werd gebouwd. Er ontstonden nieuwe ontwikkelingen in het busvervoer. Zo bouwde ZABO voor TP/RAGOM drie dubbeldekkers, voor het vervoer van resp. 62 en 74 passagiers. Een eigen ontwikkeling was de City Coach, een compacte stadsbus voorzien van VOLVO-componenten, die het tot een productie van 62 stuks bracht. Buiten de BBA en de TP-groep, waren ook streekvervoerders Tensen en de Noord West Hoek toegetreden tot het klantenbestand van ZABO. Niettemin liepen de busopdrachten in het begin van de jaren ‘60 terug en werd zelfs getracht dit gat op te vullen met de bouw van recreatievaartuigen.
Groei en catastrofe.
Op de RAI in 1964 toonde DAF het prototype van het trambuschassis MB200. Hierop werd het mogelijk een bus met 54 zitplaatsen te bouwen. In 1967 plaatste de BBA hiervoor een aanzienlijke bestelling bij DAF, wat in Slikkerveer een invasie van DAF-chassis tot gevolg had. Collega Verheul in Waddinxveen bouwde samen met ZABO op dit chassis een nieuw ontwerp lijndienstbus. Een grote brand bij Verheul was de oorzaak dat de gehele productie werd ondergebracht bij ZABO. Op het hoogtepunt van de productie telde ZABO 52 medewerkers. Men vierde veel 10, 25 en 40-jarige dienstverbanden aan de Benedenrijweg.
Evenals collega Verheul, werd ook ZABO niet gepaard voor een tegenslag. In de nacht van 6 op 7 september 1981 werd door een felle brand de oude werkplaats geheel in de as gelegd. Ook ontstond schade aan het dak van de nieuwe hal, die in 1971 in gebruik was genomen. Men zat niet bij de pakken neer en bouwde op deze plaats een nieuw kantoor en magazijn, die in 1982 in gebruik werden genomen. Een volgende bedreiging vormde de ontwikkeling van een nieuwe standaard stadsbus op DAF-basis, de SB200. Het werd daarna een kwestie van grote bouwcapaciteit, wat bij ZABO niet tot de mogelijkheden behoorde. Hierdoor moest men in 1979 afscheid nemen van een gewaardeerde klant: de BBA. Voor de Noord West Hoek werden nog drie series van vier bussen gebouwd. Echter in 1985 verliet de laatste door ZABO gebouwde bus Slikkerveer.
Nieuwe opdrachten, specialisatie en sluiting.
Er werd een nieuwe klantenkring opgebouwd. Ondermeer voor PTT/RAC werden grote aantallen mobiele werkplaatsen ingericht en postwagens omgebouwd. Producten als grafomlopen, schuifluiken voor bussen, speciale deurmechanieken, restauratiewerk aan klassieke vrachtwagens, oprijplaten voor diepladers en de inrichting van speurhonden-wagens werden inventief uitgevoerd. Ook schadeherstel aan bussen werd een belangrijke taak. Zelfs voor de vervaardiging van vitrines voor de Oudheidkamer zorgde ZABO. De negentiger jaren was ZABO met redelijk resultaat doorgekomen. Rond de eeuwwisseling werd de PTT geprivatiseerd. De RAC werd een BV en de pakketpost kwam in handen van TNT, waardoor het ombouwen van postwagens werd beëindigd. Door de privatisering van vervoerbedrijven, viel ook het schadeherstel weg, waardoor een te smalle basis voor de bedrijfsvoering overbleef. Het besluit viel per 1 maart 2008 de bedrijfsactiviteiten te beëindigen. Zo kwam helaas een einde aan 85 jaar bedrijfsvoering, waarvan 82 jaar onder de naam ZABO. Opdrachtgevers zullen zeker een goede herinnering bewaren aan de producten van ZABO. Gelukkig bleven binnen de Stichting Veteraan Autobussen en het Noordelijk Busmuseum diverse bussen bewaard, die de ZABO-geschiedenis levend houden.
Ton Remans.